Maandag 28 oktober
Ik slaap slecht, en ga ’s nachts een poosje beneden zitten, waar Maarten nog aan het nachtbraken is. Ik koel mijn elleboog, die erg veel pijn doet en ga weer naar bed. Om zes uur sta ik op en om tien uur melden we ons in Tergooiziekenhuizen, locatie Blaricum (nu op de verpleegafdeling). Het eerste wat ik zeg, als ik naar de zaal wordt gebracht, is dat ik als het even kan ’s avonds naar huis wil. Zo nodig meld ik me een volgende dag wel weer. “Zeg maar hoe laat, ik zal er zijn.” Dat moet met de zaalarts besproken worden, maar de dame die me ontvangt begrijpt het helemaal.
Het zaaltje is deprimerend met grijze muren, waarin allemaal gaatjes van punaises zitten en hier en daar nog een verdwaalde punaise. Als ik hier de scepter zwaaide zou de boel er wat fleuriger uitzien, maar dat doe ik niet….
Nog voor we onze jas uithebben wordt ons fruit aangeboden. Een kiwi of een appel, zegt u het maar. Nou, vriendelijk bedankt hoor, ik heb net een heerlijk fruitontbijtje achter de kiezen. Wellicht dat ik er straks zin in heb. “Doet u voor nu maar thee en koffie.” Door twee verpleegkundigen worden we welkom geheten, thee en koffie wordt geserveerd, en de standaardvragen worden doorgenomen.
“Wilt u gereanimeerd worden als er iets gebeurd?” We schieten in de lach. Ja, doe maar, als we het voor het kiezen hebben. Ik ben nog jong genoeg, dus het lijkt ons de moeite van proberen nog wel waard.
Een infuusnaald wordt in mijn hand geprikt, dat is handig voor de contrastvloeistof straks bij de MRI-scan. Ik word opgehaald voor de MRI-scan, door een vrijwilligster, met de bekende rolstoel. Ik zeg niets en zie aan Jan dat hij mij een grote meid vindt. Ik ben een vlotte leerling.
Thuis had ik gemeld dat ik een eigen cd mee mocht nemen voor tijdens de scan. Er is daar namelijk veel lawaai en eigen muziek is dan fijn. De mannen (Jan en Maarten) zetten de muziek op mijn smartphone, dat hoort bij 2013 zeggen ze. Lief bedoeld, maar bij de MRI-ruimte mag mijn smartphone niet mee naar binnen. Wel een cd, mevrouw. Jammer, had ik nou maar……niet naar die mannen geluisterd.
“Wilt u de lange broek, de laarzen en de bh uitdoen?” Broek en laarzen krijg ik uit, maar die bh is lastig. Ik doe mijn best, maar aan de ene arm heb ik de slijmbeursontsteking en in de andere zit een infuusnaald. Met wat hulp lukt het om de bh uit te krijgen. “Doet u die straks maar niet aan, dat is makkelijker!” Nou, dat zullen we straks nog wel zien, ik voel me al ellendig genoeg, heb niet zo’n indrukwekkende boezem (die bh heb ik wel nodig), dus ik denk dat we straks met elkaar die bh weer aan gaan doen, mensen. Daarnaast, het is een hele mooie nieuwe bh, afgelopen zaterdag huilend uitgezocht in Hilversum, weet je nog?
Ik neem plaats op de tafel, laat mijn hoofd fixeren en kies desgevraagd voor klassieke muziek. “Oh, mag ik alstublieft een kussentje onder mijn elleboog? Die doet zo’n pijn en graag iets over mijn benen, anders worden ze zo koud.” Het wordt geregeld, zoals ik het wens.
Het maken van de scan is op zich niet erg, wel de herrie, die met klassiek niet overstemd wenst te worden. Het plafond is ok. Plafondplaten in lichtgele, lichtgroene en terra kleuren; beter dan de grijze muren met gaatjes op de bovenverdieping. Complimenten hoor!! Het ergste is de eenzaamheid. Dit is iets wat ik alleen moet ondergaan. Nu maken ze foto’s van iets in mijn hoofd dat niet in orde is. Waar leidt dit allemaal toe??
Na de eerste scans (duurde denk ik een klein half uur) wil iemand de contrastvloeistof toedienen. Helaas, het infuus loopt niet door. Dan maar een nieuwe naald, hogerop in de arm. “Au, au, u doet me pijn en ik ben echt niet kleinzielig.” Ik huil dikke tranen. Pijn en de onzekerheid zijn de oorzaak. “Nou, dan prikken we wel in uw andere arm.” “Doet u wel heel voorzichtig, want ik heb daar een slijmbeursontsteking, weet u nog wel?” Weer veel pijn, nu wordt er een andere dame bijgehaald. Het allereerste infuus blijkt nu wel door te lopen. Contrastvloeistof erin en scannen maar weer. Dit gaat sneller dan de eerste sessie en na ongeveer een kwartiertje zijn we klaar.
Ik start het gevecht met de bh. “Kunt u me alstublieft even helpen?”. “Oh, u wilt hem toch weer aan doen?” “Ja, graag.” (het gaat hier om mijn lijf en mijn bh!!). Een vrijwilligster brengt me naar boven, waar Jan zich verbaast over het feit dat ik zo lang weg was. Het is bijna twaalf uur.
Ik lig op schema wat betreft de onderzoeken. Om drie uur moet ik voor de CT-scan van de buik- en borstholte. In de twee uur voor het onderzoek mag ik niet meer eten en moet ik een liter water met contrastmiddel opdrinken. Plassen mag niet meer, want de blaas moet vol zijn.
Nou, start dan maar met een boterham (met kaas graag), daar hebben we toch nog wel tijd voor? Een klein overlegje leert dat dat nog wel kan. Over die kiwi en appel van vanmorgen wordt niet meer gesproken, jammer. Ik geniet van de boterham en start met de liter water. Alhoewel ik een natnek ben, vind ik dit wel heftig. Ik drink veel, maar niet snel.
Tijdens het ellendige wachten komt de neuroloog met de uitslag van de MRI-scan. Goed nieuws: geen kwaadaardige tumor. Als er iets kwaadaardigs, snelgroeiends zou zitten, zou dat door de contrast vloeistof van het scherm af spatten. Dat gebeurde niet, dus…….
Jan is bijna opgelucht, ik ben iets minder enthousiast, want er zit wel degelijk iets, of heb ik het helemaal mis??? We krijgen bijna ruzie. Zo gaat dat dus, je luistert naar hetzelfde bericht en hoort allebei iets anders. Gelukkig gaan we nog niet naar huis, dus tijd zat om alles nog eens te laten uitleggen.
Met de bekende rolstoel word ik naar beneden gebracht voor de CT-scan. Jan loopt mee. We staan in de rij, dat wil zeggen, een dame in een bed komt voor ook zo’n scan en we hopen allebei als eerste te worden geholpen. We moeten namelijk zo nodig plassen. Ondertussen gaat de bh weer met veel moeite uit. Gelukkig kan Jan nu een handje helpen.
Ik irriteer me aan het feit dat het zo gehorig is op deze afdeling. Alles wat de onderzoekers tegen patiënten zeggen in de CT-ruimte, kan ik letterlijk verstaan. Als ik daar een opmerking over maak, zegt mijnheer de onderzoeker dat het inderdaad gehorig is. “Ja, maar mijnheer, u doet de deur ook niet goed dicht.” “Oh ja, dat speelt uiteraard ook mee.”
Mevrouw in bed mag eerst, fijn voor haar en al snel mag ik. Na wat opnamen krijg ik weer een contrastvloeistof ingespoten. Ik denk dat ik vannacht in bed nog oplicht van al dat contrast. “Dit middel zorgt voor een warm gevoel vanaf de hals tot in de liezen mevrouw.” “Ik denk dat ik het ken, van lang geleden. Kan het zijn dat je dan het gevoel krijgt dat je in je broek plast?” “Precies mevrouw, dat gevoel.” Oh fijn, ik moet al zo nodig naar de wc.
De scan is sneller gemaakt dan vanmorgen en met mijn broek op de hielen mag ik naar het toilet, de deur wordt al open gedaan voor me. Wat een opluchting!!
We doen de ellendige bh-truc nog een keer en we stellen voor dat Jan mij in de rolstoel naar boven brengt. Eén telefoontje leert ons dat dat niet de bedoeling is. Dat is niet volgens protocol. De vrijwilligster komt me halen en Jan mag op het liftknopje drukken. Nou, hij is niet voor niets mee gegaan.
Vrij snel krijgen we de uitslag van deze scan. Geen ellendige dingen te zien, geen tumoren. Dus wat er in mijn hoofd zit, is geen uitzaaiing van het één of ander.
Dan komt de zaalarts nog even langs. “Mevrouw, we willen graag nog een lumbaalpunctie doen, om wat hersenvocht te onderzoeken, zodat we een eventuele ontsteking in de hersenen kunnen uitsluiten.” Of juist niet dus. “Oh, dat ken ik nog niet, doet dat pijn of zo?”
“Nee hoor mevrouw, dat valt mee. Achteraf kun je wat last van hoofdpijn krijgen, maar als ik dat tegen de patiënten zeg, krijgen ze het nog ook.” (Vreemd, dat een arts dat zegt.)
Jan denkt dat het tijd wordt om nu even de gang op te gaan, hij houdt niet zo van naalden. Nou, dat gaan we dus even niet doen, Jan. “Je gaat mijn handje vasthouden, want ik geniet hier ook niet van.” “Gaat u maar op de linkerzij liggen.” Oeps, linkerelleboog, slijmbeursontsteking, weet je nog. Het lukt, ik knijp in Jan z’n hand en uiteindelijk valt het allemaal wel mee.
Ik stap van het bed af en ga nog een poosje in de stoel zitten. Vanwege vermoeidheid besluit ik toch van het bed gebruik te maken en val even in slaap. Al snel komt de uitslag: het hersenvocht lijkt in orde, moet alleen nog door de patholoog-anatoom worden nagekeken, maar dat lijkt een formaliteit.
“U mag naar huis” zegt de zaalarts. “De neuroloog belt u woensdag op over de uitslagen en het vervolg.”
” Oh ja, en hier een recept voor de Keppra, dat kunt u bij de apotheek ophalen.” (dat gaan we dus niet doen, zolang ik geen diagnose epilepsie heb)
Thuisgekomen ben ik gesloopt. We bellen even met de kinderen en mijn ouders, laten Maarten pizza’s halen en om half negen lig ik gestrekt, in mijn eigen bed. Jan verstuurt een mailtje naar hetzelfde handjevol mensen als afgelopen vrijdag en een paar anderen die ook belangstelling tonen of volgens ons op de hoogte moeten worden gebracht.