Zondag 27 juli
Gisteren zijn we thuisgekomen van onze kampeervakantie met de kleinkinderen.
Deze website is niet bedoeld om jullie te vermoeien met mijn vakantieverhalen, en dat zal ik dan ook niet doen. Wel wil ik vermelden dat vakantie vieren met je kleinkinderen (één van bijna 6 jaar en één van ruim 3 jaar) een bijzondere, weliswaar leuke tak van sport is, waar geen handboeken over geschreven zijn.
We zaten in Noord-Frankrijk, in Veules-les-Roses om precies te zijn, een plaats die ik iedereen kan aanbevelen, vanwege de prachtige krijtrotsen, een prettige kleinschalige camping met het dorp, zee en strand op loopafstand, en de kortste rivier van Frankrijk (1100 meter).
Het is me deze keer niet gelukt om mijn tumor ’thuis’ te laten. Onmogelijk als je drie keer per dag een soeplepel met pillen, capsules en druppels inneemt. De kleintjes letten goed op of oma alles wel netjes innam, met name de jongste.
“Oma, neem jij pilletjes?”
“Ja.”
“Neem je een gele?”
“Ja.”
“Neem je een blauwe?”
“Ja.”
“Neem je ook een roze?”
“Ja, die neem ik ook.”
Met name de roze heeft haar warme belangstelling. Die vindt ze mooi. Wat wil je, een driejarig grietje, in een snoezig roze pyjamaatje met Hello Kitty erop. Laten die roze nou juist mijn minst favoriete pilletjes zijn. Het zijn de pillen die ik van Dr. S. krijg en waar ik zo lekker bezig van blijf. Maar daar heeft kleindochterlief geen boodschap aan.
Ook onze kleinzoon bemoeit zich met mijn tumor en let op mijn voedingsgewoonten.
“Oma, zit er suiker in Nutella?”
“Ja, hoezo?”
“Suiker is niet goed voor jouw ‘spookje’.”
Dat klopt, maar omdat het vakantie is neemt oma zo af en toe toch iets op haar stokbroodje dat wellicht niet zo verantwoord is.
Dat ‘spookje’ is mijn tumor. Een poos geleden heb ik een boek aangeschaft met als titel: ‘Joost en het gemene spookje.’ Hierin wordt voor kinderen op een begrijpelijke manier uitgelegd wat een hersentumor is en hoe de behandeling daarvan plaatsvindt. Uiteraard heb ik dit boek aan onze kleintjes cadeau gedaan en zodoende zijn ze een beetje op de hoogte.
Ondanks een druk weekje ben ik toch nog wat aan lezen toegekomen. Op het strand kun je namelijk best na iedere alinea een blik op je kleinkinderen werpen, terwijl ze zoet bezig zijn met een emmer, schepje, water en zand. Ik had een boek bij me over angst bij kanker. “Bang voor kanker, hoe kun je helpen?”, door Goedele van Edom. De titel dekt volgens mij niet helemaal de lading, het gaat met name over angst voor de dood (en niet voor de kanker) bij patiënten die de diagnose kanker hebben gekregen. Geen vrolijke kost, maar wel herkenbaar en een zeer nuttig boek, met name bedoeld voor hulpverleners, die dit onderwerp te vaak uit de weg gaan. Overigens gaan niet alleen hulpverleners dit onderwerp uit de weg. De omgeving van een kankerpatiënt vindt dit ook vaak een lastig onderwerp. En de patiënt zelf?… uiteraard ook!
Woensdag 30 juli
Deze week heb ik in mijn vriendenkring twee keer gehoord dat iemand bloeddonor wilde worden. Eén persoon wilde dit al langer doen, maar het was er tot nu toe niet van gekomen. Een ander had in het verleden bloed gedoneerd en wilde dat nu weer gaan doen. De directe aanleiding om zich nú op te geven, is mijn bloedtransfusie in maart.
“Ja, want toen ik hoorde dat jij zo blij was met je nieuwe bloed en er zo van opknapte, wilde ik iets doen.”
Tranen schieten in mijn ogen als ik dit hoor.
Zaterdag 2 augustus
Afgelopen week heb ik bloed laten prikken in Hilversum voor de internist aldaar, en om door te sturen naar Hüls, om te bewijzen dat ik de volgende chemokuur aankan. De internist is tevreden. Mijn Hb is laag, maar stabiel. Het roze pilletje mag iets lager gedoseerd. Jottem, hier ben ik blij mee.
Tijdens onze vakantie heb ik nog wat hardgelopen. Daarna niet meer. De reden is dat ik moe ben en er door verschillende mensen op werd gewezen dat ik meer naar mijn lichaam moet luisteren. Door dat hardlopen loop ik volgens anderen letterlijk voorbij aan het feit dat mijn Hb laag is.
Voor deze week heb ik dus het advies om rustiger aan te doen opgevolgd, dat was ook niet zo moeilijk aangezien het warm was. Dat betekent dat ik meer tijd in de hangmat heb gelegen, heerlijk.
En dan is het morgen alweer tijd om naar Hüls te gaan, voor de volgende chemokuur. Om eerlijk te zijn: ik heb geen zin, totaal niet. Maar ik zeg maar: ‘wat moet dat moet’ en volgende week rond deze tijd ben ik weer fijn thuis.