Priksessie en ander nieuws

Donderdag 17 maart

Gisteren ben ik even naar de huisarts geweest. Er zit iets op of in mijn elleboog, waarvoor ik voorheen niet naar een arts zou gaan. Maar ja, zodra het over knobbeltjes en bultjes gaat ben ik op mijn hoede.  Er was niets aan het handje en goed gerustgesteld ga ik naar huis.
“Laat enge gedachten niet in je hoofd blijven zitten, je bent altijd welkom”, roept dr. B. (mijn huisarts) me nog na. Dat is fijn om te weten.

Zondag 20 maart

Ik loop een persoonlijk record op de 10 km; namelijk 56 minuten en 48 seconden, dat wil zeggen 10.56 km/uur. Dit liep ik zelfs voordat ik ziek werd niet. Ik zeg maar zo, ik doe het samen met…
Het was een spannende race met slechts 11 seconden verschil met mijn rivaal, in mijn voordeel. Goed gelopen hoor R.
Jammer dat ik de rest van de week erg moe was. Komt dat van het lopen??

Donderdag 24 maart

Er moet weer bloed geprikt worden voor dr. S. Samen met dochterlief ga ik naar het ziekenhuis. Zij moet toevallig ook bloed laten prikken. Ik stel voor dat ik me als eerste meld, omdat het bij mij ALTIJD extra tijd kost.
Pling-plong: nummer 153 verschijnt op het groene bord. Ik meld me aan de balie. De balie-medewerkster neemt mijn laboratoriumformulier en mijn ponsplaatje in ontvangst. Als ze mijn ponsplaatje heeft afgedrukt op het formulier, geeft ze het terug aan mij.
Ik laat het even op de balie liggen en zeg: “U heeft dat zo nog nodig.”
“Nee hoor, ik heb uw ponsplaatje niet meer nodig.”
“Ik denk van wel, want mijn bloed moet warm worden afgenomen.”
“Huh, dat staat niet in de computer.”
“Jawel hoor mevrouw, het staat er wel in. Ik weet niet waar, maar ik weet zeker dat het ergens is opgeslagen.”
Mevrouw lijkt me lastig te vinden. Dat is jammer.
“Ik zie het niet staan, maar ik schrijf wel even op de stickertjes voor de bloedbuisjes dat uw bloed warm moet worden afgenomen.”
“Thanks.”
“Oh mevrouw, nu zie ik het ook in de computer: uw bloed moet warm worden afgenomen.”
De eerste hobbel is genomen en ik ga weer naast mijn dochter zitten, in de wachtkamer.

Pling-plong: nu verschijnt mijn nummer op het rode bord. Ik ben aan de beurt om mijn bloed te laten afnemen. En jawel hoor… ook hier weet men niet precies wat er moet gebeuren.
“Collega, kun je even meekijken, ik lees dat het bloed van mevrouw warm moet worden afgenomen.”
“Oh, eens kijken… Ja, dan moet er een ‘warm-block’ besteld worden. Die kun je zo uit het liftje halen.”
Het duurt even en het was sneller geweest wanneer ik zelf even naar boven was gelopen, maar na zo’n tien minuten kan er geprikt worden. Ze leren het hier volgens mij nooit.
Het prikken gaat verder zonder problemen en als ik weer in de wachtkamer kom, zit mijn dochter daar inmiddels wortel te schieten.
“Dat duurde lang, mam.”
“Wist ik, ik had het je gezegd. Bij iedere priksessie moet ik het hele verhaal weer herhalen.”
Volgende week eens aankaarten bij dr. S.

Woensdag 30 maart

Vandaag sprak ik dr. S. Ik had me stellig voorgenomen mij te laten ontslaan van zijn zorgen, maar hij was niet heel erg tevreden over mijn bloedbeeld. Ik ook niet nadat hij had verteld wat de waarde van mijn Hb is. Dat ontslag laat dus nog wel een poosje op zich wachten.
“We kunnen twee dingen doen mevrouw Goudriaan: weer roze pilletjes gaan slikken of we doen niets.”
(Wie zijn we?? Ik vrees dat ik dat ben.)
Ik mag kiezen en u begrijpt het al: voorlopig wil ik niets. Ik voel me geen patiënt en ik wil ook niet weer in die rol terecht komen. Zo af en toe controle vind ik oké, zodat we er op tijd bij zijn als ik dreig te ontsporen.
“Komt u over twee maanden maar terug.”
“Twee maanden, dat is best snel. Wat dacht u van drie of vier maanden?”
Het worden er drie en daar kan ik mee leven.
Ik vergeet het laboratoriumgebeuren aan te kaarten. Er waren belangrijker zaken te bespreken.

Nog geen twee maanden geleden hoorde ik van een collega dat haar buurman een hersentumor had. Ik gaf (op haar verzoek) meteen informatie over Hüls. Hüls heeft mij veel goed gedaan.
Gisteren vertelde dezelfde collega dat ze naar een uitvaart moest: jawel, van haar buurman.
Vandaag hoorde ik van iemand, wiens dochter een paar jaar geleden een hersentumor had. Zij werd geopereerd en is genezen.  Ik voel me er tussenin zitten, niet geopereerd, maar wel ‘gezond’.
Het zijn uitersten en het is verwarrend voor me.