De kop is eraf

Woensdag 12 februari

Ondanks dat Jan vandaag naar zijn werk gaat, komt hij veel later het bed uit als ik. Ik ben dan ook al onbeschoft vroeg wakker.
Na het ontbijt vertrekt Jan met een diepe zucht. Zijn agenda voor deze dag staat vol met vergaderingen, want het is woensdag. Ook ik geef een diepe zucht als ik mijn agenda erbij pak: geen werk… Ik voel me verdrietig.

Nee, het is niet allemaal kommer en kwel. Gisteren nog kon ik voor mijn werk even naar Zandvoort. Ik had een afspraak bij een huisartsenpraktijk. Heerlijk dat er weer gewacht werd op mij en dan niet in een ziekenhuis of spreekkamer.
Ik geniet van het ritje met de auto en het gesprek. Daarna ga ik even door naar het strand, nu ik er toch ben. De storm Ciara (u weet wel, die van afgelopen weekeind) heeft hier nog wat naweeën. Ik waai niet uit, maar wordt regelrecht gezandstraald.

’s Middags horen Jeroen en Syta dat ze een huis hebben gekregen. Ze wonen nu in een studio, die eigenlijk voor twee personen wel wat krap is. Lang was het oké, maar nu zijn ze toe aan een volgende stap. We vieren een feestje.
Wetende dat ik binnenkort bestraald ga worden, spreek ik de hoop uit dat ik toch nog wat energie over zal houden om hen te helpen met klussen in hun nieuwe huis. Dat hopen zij ook, als ik maar zelf duidelijk mijn grenzen aangeef. Ik beloof het.

Vanmorgen, na mijn dipje ga ik hardlopen. Een dame die haar hond uitlaat groet en we vertellen elkaar hoe lekker het is zo ’s morgens het bos in. Een goed begin. We wensen elkaar een fijne dag. Vervolgens klauter ik op één van mijn favoriete paadjes over een omgewaaide boom. Ciara heeft ook hier huisgehouden. Ik ontmoet nog een eekhoorn en zie elf ooievaars bij elkaar staan. Mooi gezicht. Fris, fruitig en vol energie kom ik thuis.

Er licht nog een klus, het laatste deel van het aanrecht moet nog geschuurd, dus schouders eronder en na een paar uur hard werken is het klaar. Het wordt erg mooi, al zeg ik het zelf. Jan zegt het ook, meerdere malen. Ik kan er geen genoeg van krijgen en zeg steeds dat ik hem niet goed heb verstaan .

Zondag 16 februari

Afgelopen vrijdag kreeg ik het laatste infuus met de immuuntherapie. Er moet tijdens en na afloop flink geslapen worden.

Vanmiddag bezochten we een mooi concert. Ik geniet van de muziek, maar in mijn achterhoofd zit steeds iets waar ik een beetje gespannen van word. Loslaten lukt niet. Tijdens de pauze vraag ik aan Jan of hij daar iets van herkent.
Nee dus. “Ik luister naar de muziek”, is zijn antwoord.
Ja, duh… dat doe ik ook, maar ik ben een vrouw en kan meerdere dingen tegelijk doen en dat doe ik dus ook: genieten van de muziek en piekeren over de bestralingen die eraan zitten te komen.

Maandag 17 februari

Soms lijkt het of ik last heb van nesteldrang. De laatste keer was zes en twintig jaar geleden, met dank aan onze Maarten.
Op dit moment wacht ik op de oproep van de radiotherapeut, dat ik kan komen voor de bestralingen. Het is me bekend dat je daar erg moe van kunt worden, dus ik neem mijn maatregelen. Nadat ik me op het aanrecht had gestort, de afgelopen weken was vanmorgen de boekenkast aan de beurt. Er staan altijd teveel boeken in die kast en soms denk ik dat ik wat weg moet doen. Maar een hele plank met Agatha Christies blijft na lang wikken en wegen toch staan, ondanks dat ze bijna uit elkaar vallen. Ze waren ooit van mijn overleden broer, dus vertegenwoordigen emotionele waarde!
Ik ontdek titels waarvan ik niet meer wist dat we het in huis hadden. Ook nieuwe exemplaren liggen te wachten om gelezen te worden. Soms zie ik ergens (op een markt of zo) een boek liggen en dan móet ik het hebben. Vervelen is dus niet nodig.

Vanmiddag mocht ik me melden bij de psycholoog in het VUmc. De wachttijd was aanzienlijk korter dan die van het Helen Dowling instituut. De hoeveelheid tijd die er vanmiddag voor mij werd uitgetrokken was op zijn zachts gezegd royaal.

Vrijdag 21 februari

Dinsdag belde ik met de afdeling radiotherapie, om te vragen of er al bekend was wanneer de bestralingen beginnen. Ik hoor dat ik in het rood op een lijst sta, dat wil zeggen dat ik aan de beurt ben om ingepland te worden. Als ik de volgende dag niets hoor, mag ik op donderdagmorgen weer even terugbellen.

Donderdag, gisteren dus ga ik aan het klussen in het huis van Jeroen en Syta, maar voordat ik daarheen ga bel ik met de afdeling radiotherapie. Het is nog vroeg, maar er is reeds duidelijkheid. Vrijdag om 14.15 uur!
“Wat bedoelt u? Word ik dan gebeld?”
“Nee, dan krijgt u de eerste bestraling.”
Oeps, dan al. Dat is onverwacht snel, maar het is oké. Wat moet dat moet, dan kan het aftellen tenminste gaan beginnen.

Ik bel met de verzekering over het taxivervoer en als ik voldoende geïnformeerd ben, verkas ik naar het nieuwe huis van zoonlief. Gaatjes dichten in muren en de boel sauzen is een goede afleiding voor dat wat komen gaat.
Een aantal mensen stel ik op de hoogte van het feit dat het wachten morgen voorbij is en ik krijg veel bemoedigende en meelevende berichten. Het helpt!!

Vanmorgen weer naar zoonlief, met mijn autootje en tranen in de ogen. Die auto laat ik vandaag bij hem en zijn vriendin achter, want de komende tijd mag ik niet zelf rijden. In deze periode van klussen kunnen zij hem goed gebruiken, om lekker heen en weer naar de Gamma te gaan en naar de huidige woning.
Mijn autootje werd vakkundig afgekeurd voor het verhuizen zelf en terecht. Hoe krijg je al je spullen in een gemotoriseerde schoenendoos. Het is een fijn wagentje, maar inderdaad niet groot.

Jan haalde me op om naar het VUmc te gaan. Het was spannend.
Bij de balie wordt de gang van zaken uitgelegd en ik krijg een bestralingsschema voor de komende week. Vanwege drukte wordt er in het weekeind doorgewerkt. Duidelijk.

In de bestralingsruimte val ik met de deur in huis: “Ik ben bang.” Laten we maar vanaf het eerste moment duidelijk zijn. Men neemt de tijd om alles uit te leggen en om te luisteren waarvoor ik dan bang ben. We staan met veel mensen (laboranten, Jan en ik) om een enorm apparaat waarmee HET gaat gebeuren.
Dat apparaat maakt foto’s en zal straks mijn hoofd van alle kanten bestralen, want het gaat draaien. Ik denk dat ik het begrijp.
“Maar waar komen de stralen dan mijn hoofd binnen? Dit in verband met een eventueel haarstukje. Als het apparaat ronddraait vrees ik een kale ring op mijn schedel.”
Er wordt meteen gekeken of de radiotherapeut vanmiddag nog tijd heeft om mij gerust te stellen. Dat is niet het geval, maar maandag na de tweede bestraling zijn we welkom. Fijn dat er meegedacht wordt.

Ik word netjes in de juiste positie geplaatst, het masker wordt over mijn hoofd gedaan (nadat werd gevraagd of ik er klaar voor ben). Het zit best strak, slikken is lastig en mijn rechterneusgat zit dicht. Er wordt nog wat getekend en gemeten, Jan houdt mijn handje vast. Vervolgens verlaat iedereen de bestralingsruimte, want teveel straling is niet goed, behalve voor mij. Dat voelt raar. Ik ben ziek en voor mij is die straling niet schadelijk, voor degenen die gezond zijn wel.
Ik weet dat ik via beeldschermen in de gaten wordt gehouden. Er wordt netjes gezegd door een microfoon wat er allemaal gebeurt en vrij snel is de sessie voorbij.
“U heeft het goed gedaan.” (ik denk dat ze dat tegen iedereen zeggen)
“Fijn, wat heb ik goed gedaan?”
“U lag keurig stil.”
“Ja, ik heb geoefend tijdens het maken van de vele MRI-scans in de afgelopen jaren. Ik denk dat ik er talent voor heb…”
En, vooral niet onbelangrijk: het is in mijn eigen belang dat ik stil lig, de schade moet tot een minimum beperkt blijven.

Op weg naar huis doen we even wat boodschappen, alsof er niets gebeurd is.

De kop is eraf (nee niet de mijne) en het grote aftellen kan beginnen. Nog maar 32 keer en dan is het klaar. Ik plak mijn eerste stickertje op onze bestralingskalender.
Meteen bel ik even met het taxibedrijf waarmee onze ziektekostenverzekeraar een contract heeft. De jongeman die mij te woord staat zal alles doorgeven aan zijn baas. Het klinkt alsof ik nog niet zeker weet of ik dinsdag op tijd in het ziekenhuis zal zijn. Voor de maandag maak ik me geen zorgen, want dan gaat Jan weer mee.

Morgen maar weer lekker een muurtje schilderen, gewoon lekker bezig zijn. Best vermoeiend, maar liever moe van het klussen, dan van de bestraling!