Chemo gestart

Vrijdag 29 mei

Gisteren ben ik dus gestart met de chemokuren. We hadden een afspraak bij de oncoloog, waarbij vooraf bloed geprikt moest worden. Na het bloedprikken krijgen we uitleg over de kuren, waar ik vorige week via de telefoon al een voorschot op had gekregen.
“Ben u er klaar voor?”, vraagt de arts.
“Ja, dat wel, maar ik zie er ook heel erg tegenop.”
“Dat begrijpt ze best wel.” (ik denk dat ze dit vaker hoort)

Ik trap af met een aantal vragen, onder andere over de lijst voedingsmiddelen, die niet handig zouden zijn in combinatie met de kuren die ik krijg. De lijst had ik van internet geplukt en was van een ander ziekenhuis. Mijn oncoloog heeft niet zoveel ge- en verboden als het over voeding gaat. Het belangrijkste is dat ik niet afval in gewicht. Als dat wel gebeurt stuurt ze me door naar een diëtiste. Zelfs af en toe een glaasje wijn is toegestaan, mits mijn lever het er maar mee eens is.
Tegen eventuele misselijkheid heeft dr. van L. wel middeltjes, die kunnen ook obstipatie veroorzaken, maar daar is dan ook weer een middeltje tegen.
Ik herken de riedel van zes jaar geleden.
“Dat middeltje tegen de obstipatie vond ik echt smerig, daar werd ik destijds spontaan weer misselijk van. Ik eet wel voldoende vezels en zorg voor de nodige beweging.”
Meteen wordt middel X geschrapt van mijn menu. Fijn zaken doen met zo’n arts.

We verlaten de spreekkamer met een stapel papieren: de routekaart voor de komende kuren, recepten en wat algemene informatie. Bij de apotheek aangekomen blijkt dat het recept niet helemaal klopt en er wordt even gebeld met de arts. Ik krijg de hele mik mee in een papieren zak en Jan vraagt of ik bij MacDonalds ben geweest.
“Jazeker, dit is mijn Happy Meal, met felgekleurde cadeautjes.”

Op weg naar huis moeten we tanken. Jan rekent af en komt terug met Mars-Ice creams.
“Wat is dat?”
Ik heb al heel lang zo’n ding niet meer gegeten, vandaar dat ik informeer.
“De dokter heeft gezegd dat je op gewicht moet blijven….”
“Heeft ze ook iets over jouw gewicht gezegd dan?”

Thuisgekomen inventariseer ik de inhoud van de papieren zak en maak het potje met chemo capsules open. Die vind ik spannend en wil ik graag even zien. Help, ze zijn KLM-blauw. Niets mis met die kleur, maar wel als ik het moet slikken. De kleur lijkt nogal chemisch, dan heb ik het nog niet over de inhoud.
De hele dag ben ik zenuwachtig, de inname is vlak voor het slapen, zodat je geen last hebt van de misselijkheid die erbij kan optreden.

Ik doe nog even wat werk in de voor- en achtertuin, zolang de middag nog niet voorbij is en ’s avonds kijken we naar een online-theatershow (kaartjes had ik al gereserveerd voordat ik wist wanneer de chemokuren zouden beginnen). Dit lijkt me een goede afleiding, maar de show valt erg tegen. Jammer dan, kan gebeuren.

Een uur voor het slapen neem ik tabletjes in die de misselijkheid moeten voorkomen en dan is het zover: ik vind het doodeng, maar stop op advies van dr. van L. vier van die blauwe jongens in mijn mond. Jan zit verplicht naast me, maar doet dat met liefde.
Ziezo, middel één zit erin. Met dat ik slik ben ik me er ontzettend van bewust wat er door mijn slokdarm, richting mijn maag en de rest van het lijf gaat. Ik huil…
Meestal lees ik nog even als ik naar bed ga, vaak een boek, soms een tijdschrift. Gisteren was het een tijdschrift. Het artikeltje wat ik te pakken heb, gaat over een mevrouw die twee echtgenoten heeft verloren aan de dood. De eerste had een hersentumor, de tweede ging gewoon dood. Waarom lees ik dat artikel, juist op dit moment en waarom had die eerste echtgenoot een tumor in zijn hoofd?
Als ik ’s nachts wakker wordt om te plassen, ben ik blij dat ik wakker word. Ik voel niets vreemds. Ook vanmorgen was er niets aan de hand. Jottem, de eerste dag/nacht is goed gegaan. Zodra Jan hoort dat ik wakker ben komt hij naar boven, om te kijken hoe het met mij gaat.
Ik spring op mijn fiets en ga gordijnen naaien bij Jeroen en Syta. Die klus was aldoor blijven liggen. Eerst doordat ik ziek werd en later vanwege de coronamaatregelen.

Donderdag 4 juni

Pas drie dagen na het innemen van de eerste shot viezigheid word ik wakker met een gevoel van misselijkheid. Jan gaat op zoek naar de anti-misselijkheidspillen, maar ik herinner me adviezen uit verschillende hoeken over gemberthee, wat goed zou zijn tegen misselijkheid. Gember is niet favoriet bij mij, maar het lijkt me nog altijd beter dan pillen.
Een aantal dagen drink ik gemberthee, de smaak went en de misselijkheid gaat over.

Ik voel me weer oké, zelfs het hardlopen kan doorgang vinden, evenals forse wandelingen. Nu en de komende tijd zal het alle dagen spannend zijn hoe mijn lijf reageert op datgene wat ik er op doktersadvies in stop.

Mijn autootje staat nog steeds bij zoonlief voor de deur. Het plan was dat hij hem alleen tijdens zijn verhuizing zou gebruiken, maar nu blijkt het ook handig te zijn om even mee naar Intratuin of de Gamma te gaan.
Voorzichtig probeer ik nog eens duidelijkheid te krijgen over wat de artsen nu precies adviseren op gebied van autorijden. Vorige week vertelde de oncoloog desgevraagd dat het best gecompliceerd is. Want in geval van epileptische aanvallen is autorijden uiteraard niet handig, maar eigenlijk zou ik het aan de verpleegkundig consulente moeten vragen. Dat heb ik telefonisch gedaan en die meldde dat eigenlijk de neuroloog hier iets over moet zeggen, maar ooit vroeg ik het haar en toen kreeg ik ook een vaag antwoord. Die consulente merkt ook op dat ik misschien bij het CBR moet informeren. Dat betekent waarschijnlijk eerst laten (af)keuren, (want op de website van het CBR staat dat als je onder behandeling bent voor een hersentumor je niet mag rijden) en als alle behandelingen voorbij zijn weer soebatten om te mogen rijden. We weten dat het CBR niet uitblinkt in snelheid van afhandelen van vragen, dus die weg lijkt het ook niet te worden.
Ik heb zoonlief al gemeld dat ik mijn auto wel weer op mijn eigen stoep wil hebben, zodat ik eventueel zelf even naar Intratuin kan😀
Mijn gezonde verstand gaat op autorijgebied aangesproken worden. Ik denk dat ik heel goed kan beoordelen of het verstandig is om te rijden of niet. Als ik teveel van een anti-misselijkheidsgoedje inneem, kan ik slaperig worden. Dat lijkt me een moment om niet te rijden. Bij zwak, ziek en misselijk is het sowieso niet fijn in een auto.

Vandaag krijg ik het eerste infuus toegediend in het ziekenhuis. Ik ben zenuwachtig, want wat gaat dit middel me brengen? Ik zoek wat afleiding om de ochtend door te komen, door wat paperassen op mijn ‘studeerkamer’ te ordenen en op te ruimen.
Ondertussen maak ik ook de dakgoot nog even schoon. De nesteldrang waar ik het eerder over had lijkt ver te gaan, maar daar had het niets mee te maken.
Er was iets misgegaan met de was. Zo af en toe wordt er een papieren zakdoekje meegewassen, u kent dat misschien wel, met als gevolg dat de hele was onder de witte snippers zit. Dat betekende het wasgoed vanuit het zolderraam even uitkloppen, waarbij een sok in de goot verdween. Leek me typisch gevalletje van pech, maar Jan was bang dat de regenpijp verstopt zou raken, dus die sok moest opgevist. Omdat ik langer ben dan Jan was ik degene die op de trap klom (het was aan de achterkant van het huis en de trap stond op het dakterras, zodat ik slechts één verdieping te overbruggen had). Tijdens het opvissen van de sok zag ik dat er nog wel meer rommel in de dakgoot ligt wat voor eventuele verstoppingen kan zorgen, dus meteen maar even doorgepakt.
Vanmiddag ging het na weken van droogte weer eens een beetje regenen. Gelukkig, de regenpijp is niet verstopt😀 Dit klusje leidde lekker af van wat er voor de rest van de dag op het programma stond.

Vlak voor vertrek meld ik ten overvloede aan Jan dat ik eigenlijk zo bang ben voor wat komen gaat.
“Komt goed, jou krijgen ze niet klein”, zegt hij ter bemoediging.
“Nee, mij niet, maar dat lijf…??”
Op weg naar Amsterdam word ik echt zenuwachtig, zo erg dat ik ervan moet snotteren.

We hebben eerst een voorlichtingsgesprek met een verpleegkundige over middel twee, wat via een infuusnaald gaat worden ingespoten. Deze dame verstaat haar vak, heeft begrip voor mijn zorgen en stelt me op mijn gemak, zonder te zeggen dat het allemaal wel mee zal vallen, want zo is het natuurlijk niet. Ze begrijpt ook heel goed dat ik het vervelend vind om aan de patiënten-kant van de tafel te zitten. Ik voel me echt serieus genomen. Als zij de psycholoog geweest zou zijn, had ik misschien mijn ontslag niet genomen op de afdeling psychologie. De gang van zaken op de afdeling dagbehandeling wordt en passant ook nog besproken.
Dan volgt een gesprek bij de oncoloog, die ervan uitgaat dat ik wel benieuwd zal zijn naar de bloeduitslag. Ik zeg dat dat niet het geval is.
“Ik voel me goed, dus dat bloed zal wel in orde zijn.”
Dat klopt, goed genoeg om het infuus te geven. De uitslag krijg ik vervolgens ook niet te horen.
“Dokter, ik ben eigenlijk zo bang dat ik omval op één of ander moment.”
“Dat gaan we voorkomen. Als u zich al niet goed zal gaan voelen, komt dat altijd geleidelijk. Maar we gaan ervoor zorgen dat u het goed volhoudt.”
Ze berekent dat ik de komende twee weken dagelijks twee capsules van middel drie zou mogen hebben, maar voor de zekerheid beginnen we met één capsule per dag. Ik voel me alweer serieus genomen en ook wel wat rustiger.
Op naar de ‘dagbehandeling’ voor het infuus met middel twee. In verband met de maatregelen voor corona mag Jan niet mee. Hij gaat vast naar de apotheek, de capsules voor de komende veertien dagen ophalen.
Als ik me meld bij de ‘dagbehandeling’, mag ik doorlopen naar ‘bedje 21’. Eigenlijk is het een gewoon bed, niets kleins aan. Het is op een heel grote zaal, met allemaal nissen en hoekjes, met bedden, die allemaal een nummer hebben. Heel praktisch allemaal, maar weinig privacy. Mij best, zoveel heb ik nu ook weer niet te verbergen.
Als de verpleegkundige met het infuus komt aan de ene kant van het bed, staat aan de andere kant iemand met thee naast het bed. Als ik wil kan ik er iets bij krijgen: gevulde koek, cake, chocola etc. Het was vandaag weer eens gezegd door dr. van L: “U moet niet afvallen in gewicht”. Ik pas.
Nog voordat ik de thee op heb, zit de chemo in mijn lijf.
Als ik beneden kom zit Jan nog steeds bij de apotheek te wachten op de spullen die meegaan, om de rest van de volgende weken door te komen.

Op weg naar huis stoppen we even voor een drankje. Fijn dat er weer iets open is, na de lock-down.
“Doet u mij maar een kop thee.”
Met de chemo in het lijf pas ik op met alcohol, maar een portie bitterballen lijkt me wel lekker. Ook goed voor het gewicht😀

Thuisgekomen inspecteer ik meteen de kleur van de nieuwe capsules. Een beetje crèmekleur. Wolf in schaapskleren noemen we dat.

Vrijdag 5 juni

Wat me opnieuw bevreemdt is dat wat voor zieke mensen zó belangrijk is, voor gezonde mensen heel schadelijk schijnt te zijn. Dat was op de afdeling radiotherapie zo (de stralen waren alleen goed voor degene met de tumor) en met de chemo is het van hetzelfde laken een pak.
Los van alle bijwerkingen wordt er op diverse bijsluiters vermeld dat de uitscheidingsproducten (urine, ontlasting en braaksel) resten van de chemo kan bevatten. Daar moet je dus niet mee spetteren en morsen. Na toiletbezoek moet de deksel van toilet dicht en vervolgens moet je twee keer doortrekken. Huisgenoten mogen niet in contact komen met de werkzame stof in de capsules en voor de vrijerij wordt condoomgebruik aangeraden. Ik blader nog even wat in de bijsluiters van de verschillende middelen die ik krijg, op zoek naar een duidelijker antwoord over het autorijden.

Middel 1 zegt: Sommige mensen kunnen vermoeid of verward worden of moeite krijgen om scherp te zien. Dan kan dit uw rijvaardigheid beïnvloeden. Rijd geen auto als u hier last van heeft.
Bij middel 2 staat: Heeft u last van verlammingsverschijnselen, problemen met zien, extreme vermoeidheid, psychische klachten, duizeligheid, misselijkheid en braken? Dan kan dit uw rijvaardigheid beïnvloeden. Rij geen auto als u hier last van heeft.
Middel 3 meldt het volgende: U kunt door dit medicijn vermoeid of slaperig worden, of u kunt een doof gevoel in handen en voeten krijgen. Dit kan uw rijvaardigheid beïnvloeden. Rijd geen auto als u hier last van heeft.

Kortom: met mijn gezonde verstand kom ik best ver.

Maandag 8 juni

Iedere dag is het weer een verrassing hoe ik me zal voelen. Zonder dat ik een doemdenker wil zijn, ben ik steeds weer angstig voor de volgende dag. Ook al gaat het vandaag goed met me, dat is geen garantie voor hoe het morgen gaat. Tot op heden gaat het redelijk, en daar ben ik blij mee. Ik maak , onder voorbehoud, plannen voor de nabije toekomst.
Het is erg zoeken naar hoe ik omga met alle anti-misselijkheidspillen. Na het starten van middel drie, vorige week, begon ik met zo min mogelijk pilletjes. Maar afgelopen zaterdag zorgde dat ervoor dat mijn lunch binnen no-time door het riool werd gespoeld. Ondanks de goede bedoelingen van Jan, die steeds met de anti-misselijkheidspillen komt aanzetten.
Ik ben niet zo van het slikken, ben soms een beetje eigenwijs en gedraag me geregeld als échte patiënt (voor mij wil dat zeggen: zo min mogelijk medicijnen gebruiken). Maar waarom eigenlijk? Omdat ik de bijwerkingen niet waardeer? Omdat ik denk het zelf wel op te kunnen lossen? Vanmiddag zei mijn vriendin aan de telefoon: “Joke, doe niet zo moeilijk. Je slikt wel de chemo, dus dan kunnen die andere pilletjes er toch ook wel bij.”
Inmiddels was ik zelf ook al tot die conclusie gekomen, ook omdat er tijdens de opnamen in Duitsland (zes jaar geleden) door de verpleging goed op werd gelet dat ik niet misselijk zou worden. Ik kreeg de kans niet eens. Waarom ben ik dan nu zo hard voor mezelf?

Vanmorgen kreeg ik van Jan op mijn kop. Ik nam mijn chemocapsule in en ontkwam er niet aan deze met mijn vingers aan te raken. Jan vroeg zich af waarom het voor hem zo erg zou zijn als hij het wel aanraakt. Tja, dat weet ik niet, dat zegt de bijsluiter, schat. Vervolgens wreef ik in mijn oog, het was nog vroeg dus dat lijkt me een goed excuus.
“Je hebt je handen niet gewassen voordat je in je oog wreef.”
Dus, hop, naar het aanrecht en de viezigheid van mijn handen wassen.

Na de bestralingskalender heb ik nu een nieuwe kalender op de koelkast gehangen, de chemokalender. Weer één met ruim dertig vakjes, waarbij een vakje nu geen dag maar een week voorstelt. Oeps, er zijn nog veel stickertjes te gaan, maar zoals u ziet: er is al één week voorbij.
Boven de chemokalender hangt een repeterende gedachte van Claudie de Cleen over de situatie waarin we nu zitten. Het gaat natuurlijk over de coronacrisis, maar ik vind het zeer toepasselijk op mijn eigen situatie. Vraag en antwoord zijn vermengd op papier, in vrolijke kleuren. Op zijn kop lees je “Komt het goed?”, en als je het rechtop leest zie je “Het komt goed!”
Laten we daar maar vanuit gaan.

Ik loop, dus ik besta…

Maandag 27 april

Afgelopen weekeind heb ik voor het eerst weer een klein stukje hardgelopen.
De conditie is nog niet wat het geweest is, maar ik ben blij…

Vorige week wat droopie over mijn werk/geen werk op dit moment en een echtgenoot thuis (vanwege de coronamaatregelen), die druk aan het werk is. Het contrast is wat groot.
Voor mijn beide werkplekken kan ik thuis wel wat doen. Dus ik was begonnen met het maken van protocollen, die nodig zijn op de praktijk. Op een gegeven moment kon ik niet verder, want ik heb de reacties van de werkgever nodig, om te kijken of ik op de goede weg ben.
Het is coronacrisis, dus huisartsen hebben wel iets anders aan hun hoofd dan protocollen. Dat begrijp ik heel goed, maar dat betekent dat het er op dit moment niet zoveel toe doet waar ik thuis mee bezig ben. Als Jan het over zijn werk heeft, kan het gebeuren dat ik begin te huilen.
“Zal ik het dan maar niet meer over mijn werk hebben?”, vraagt hij.
“Goed plan!”
Het W(erk)-woord wordt slecht verdragen.
Dan komt er een mail van de andere werkgever. Mijn collega POH is ziek en de invalster doet heel veel werk, maar… er is geen vervanging te vinden voor de zieke collega. Ik word gemist!!!, of ik van huis uit wat zou willen doen. De arts durft het te vragen, nadat ik eerder in de week enthousiast had gereageerd op het voorstel om een online-nascholing te doen. Hier knap ik van op.
Volgende week gaan we een weekje op vakantie, in een hutje op de hei, waar we net zo makkelijk de anderhalve meter afstand kunnen hanteren, als thuis. Mijn laptop gaat mee, dan kan ik in de vakantie wat werken. Voor mij maakt het niet uit, thuis of ergens anders. Ik heb al zoveel tijd over. En daarbij, alles wat ik voor mijn werk regel, voordat de chemo van start gaat, is meegenomen.

Ik baal nog steeds van de uitval van mijn haar, maar mijn petjes bevallen me best. Iemand oppert om al mijn haar eraf te halen. Ze vind mijn pet leuk staan, maar heeft er niet onder gekeken. Ze ziet er wel haar onderuit komen en dat klopt, want er zit nog wel iets.
Ik begrijp dat als mensen kaal worden door chemo (waarbij ze weten dat alles eraf zal gaan), ze op een bepaald moment de tondeuse erover heen halen. Maar in mijn geval weet ik dat alleen in het bestralingsgebied haaruitval zal plaatsvinden, (dat betekent dat er meer dan genoeg verdwijnt) en ik weet ook zeker dat er nog wat over blijft.
Dat wil ik graag zo houden!!

Woensdag 29 april

Omdat ik vorige maand ziek ben geweest, heb ik besloten zo min mogelijk live-contacten te hebben in deze coronatijd. De winkels mijd ik, het bos is een ander verhaal. Ook de kinderen zien we eigenlijk niet, alhoewel…
Vanaf het begin van de crisis komt Alida zo af en toe even bij ons langs. Ze heeft altijd wel iets te melden, af te geven of op te halen. Morris is vaak mee, we bewaren braaf de anderhalve meter afstand. Goed te doen, met een enorme eettafel en zelfs in onze kleine tuin lukt dat prima. Soms komt ze aangekondigd, bijna nooit op onze uitnodiging. Ze komt uiteraard alleen als er geen klachten zijn, zoals keelpijn, griepachtige verschijnselen of koorts. Zo is het gelopen en het is oké. Gisteren was ze hier op mijn verzoek, als privé kapster.
“Zou je onze haren willen knippen?”
Uiteraard wil ze dat. Morris komt gezellig mee.Terwijl Alida Jan z’n haren knipt, helpt Morris mij met piano spelen. De anderhalve meter redden we niet😟. Hij speelt heel hard met me mee, (leuk hoor quatre mains spelen met mijn kleinzoon). Als hij ziet dat ik met één voet een pedaal bedien, voelt hij zich geroepen om te helpen. Hij hangt met zijn linkerhand aan de toetsen en met de andere hand en zijn lijf hang hij onder de piano, om het overgebleven pedaal te bedienen. Hoe gezellig wil je het hebben?

Dan is het mijn beurt bij de kapper.
“Hoe wil je het hebben, mam?”
“Nou, dat beetje wat er nog over is, knip dat maar in het model, zoals ik het altijd heb.”
Alida constateert dat er aardig wat haar verdwenen is en dat datgene wat over is ook wel dunner is geworden. Precies wat ik horen wil 😟
Maar… heel voorzichtig lijkt er ook al wat nieuw haar te komen, op de kale plekken. Eerder dacht ik dat ook al, maar Jan en ik vroegen ons af of we niet graag iets wilden zien wat er niet was. Ja, uiteraard wilden we dat, maar als het nu door een deskundige bevestigd wordt, dan ga ik er zelf ook in geloven.
Baby-foto’s laten zien dat ik lang kaal ben geweest. Ik heb reeds ervaring met deze situatie en destijds kwam het ook goed. Zo blijf ik hoop houden.

Maandag 4 mei

Alweer een paar weken geleden startte ik met een klein rondje hardlopen. Niet ver en in mijn eigen tempo, het leek heel wat.
Tijdens de vakantie lopen Jan en ik samen, wel zo gezellig dachten we. Nu merk ik pas goed hoever mijn conditie achteruit is gekacheld in de afgelopen tijd. Ik schrijf het toe aan de longontsteking in maart, Jan houdt het erop dat het door de bestraling komt. Hoe dan ook: als ik mezelf naast, of achter Jan zie/hoor lopen, voel ik me net een oud molenpaard. Ik hijg me een ongeluk, iets wat ik niet van mezelf gewend ben. Jan daarentegen is lekker op dreef, dus het verschil is groot. Voorheen liep ik meestal voorop, nu is dat andersom.
Wat maakt dat ik zo graag wil? U kent me, ik vind het belangrijk om de conditie een beetje op peil te houden. Want een goede conditie is in het algemeen prettig en ik denk dat ik door een goede conditie de behandelingen beter aan kan.
Daar komt bij dat de Hilversum City Run (17 mei), waar ik me in december voor had opgegeven en waarvoor ik me ook weer had afgemeld (toen ik wist dat is het traject van bestralingen en chemo in zou gaan) nu alsnog binnen hand(voet)bereik komt. Na de bestralingen bleek dat ik niet als een dood, uitgeput vogeltje op de bank lag. Ik had me voorbereid op ernstige vermoeidheid, maar dat viel gelukkig mee. Vanwege de coronacrisis werd de City Run voor iedereen afgelast. Kort geleden kwam er een mailtje van de organisatie dat de Run op virtuele manier wel door gaat, dat wil zeggen dat je je eigen parcours loopt, in de week voordat de Run officieel gehouden zou worden. Via een app wordt je tijd geregistreerd. De gedachte hierachter is dat men op deze manier in conditie kan blijven en de conditie kan verbeteren.
Oké, dit leek me haalbaar. Ik gaf me op voor de 5 km, waar ik normaal voor de 10 km ga. En ja, het blijft haalbaar, maar kost op dit moment iets meer moeite dan ik gehoopt en verwacht had van mezelf.

Zaterdag 9 mei

Afgelopen week zaten we dus in ons hutje op de hei, eigenlijk was het op een vakantiebungalowpark, vlak naast de hei in Drenthe. Ergens in die week wil ik even wat afval naar de container brengen, dat is vaak vooraan op zo’n park. Ik zeg tegen Jan, als ik naar buiten ga:
”Jij hebt het maar mooi makkelijk, je hoeft geen pet op te zetten als je eruit gaat.”
“Maar dat hoef jij toch ook niet, gewoon maling hebben aan wat een ander denkt.”
Ik waag het erop wat de maling betreft en… het lukt. Als ik terugkom zeg ik:
“Nou, ik ben niet uitgelachen hoor!”
We zitten redelijk vooraan op het park en ik kom nauwelijks iemand tegen, dus heel moeilijk was deze exercitie niet. Mijn zelfvertrouwen is met stip gestegen!

Woensdag 13 mei

Vanmorgen heb ik mijn virtuele run gelopen, waarbij ik één supporter tegenkwam. Zoonlief was op weg naar zijn werk en kwam me op de fiets tegemoet.
Het lopen ging best goed, beter dan eergisteren, waarbij ik schrok van mijn tijd. Vandaag zette ik er een tandje bij, voor het echte wedstrijdgevoel. Ik loop weer net zo snel/langzaam als toen ik vijftien jaar geleden begon, maar gegeven de omstandigheden mag ik al in mijn handen wrijven dat ik loop.
Het geneuzel met een slecht werkende app liet ik aan Jan over. Daar heeft hij meer verstand van dan ik. Ik vond het al lastig om met mijn telefoon in de hand te moeten lopen, vanwege de tijdregistratie. Het voelde als een extra hindernis.

Vrijdag 15 mei

Ik begin weer onrustig te worden, van het ‘in de wacht staan’, terwijl ik me eigenlijk voel alsof er niets aan de hand is (Afgezien van dat hardlopen dan, waarover ik zal proberen niet meer te miepen, want om me heen wordt geroepen: “Ik doe het je niet na hoor!” en “Heb je wel door wat er allemaal gepasseerd is de afgelopen tijd?”)
Van gekkigheid heb ik een kledingkast besteld, zodat ik de boel kan ordenen, iets wat al langer op mijn verlanglijstje stond, maar waarvan Jan het idee had en heeft dat het niet zo hard nodig was. De oude kasten heb ik op Marktplaats ‘te geef’ aangeboden. Die hebben we vanmiddag uit elkaar gehaald en nu kan ik verder. Behang van de muren halen, muren sauzen en de boel inrichten zoals me goed dunkt. Ik heb er nu de tijd en energie voor.
Tussendoor ben ik geregeld van huis uit aan het werk voor mijn werk. Dat is fijn.
Ook in huisartsenland wordt nu vergaderd via beeldbellen, dus zo zie ik mijn collega’s ook nog af en toe.

Gisteren belde de neuroloog, volgens afspraak. Zij is nu weer helemaal bijgepraat, ik ben niets wijzer geworden.
Mijn vraag is: wanneer kan ik van start met de chemo? en hoe gaat het precies in zijn werk? Ik wil gaan aftellen!! Uiteraard zie ik er ook erg tegenop, maar deze ‘wachtstand’ is niets voor mij. Over de chemo gaat de oncoloog en de afspraak met haar moet nog worden ingepland (liefst op korte termijn).

Een afspraak afgelopen week met de psycholoog leverde niet veel op.
Destijds (voordat ik bestraald werd en met heel veel vragen en angsten zat) heb ik me bij deze dame gemeld. Een echte klik voelde ik niet. Ze zoomde heel erg in op mijn angsten en na twee uitgebreide intakegesprekken wilde ze daar met grof geschut tegenaan. Ze gaf me het gevoel dat ik een angststoornis zou hebben.
De afspraak van afgelopen week was niet mijn idee, maar werd me voor mijn gevoel een beetje door de strot geduwd. Ik kon uitleggen dat het nu heel goed gaat en dat mijn onrust over de effecten van de bestraling uiteraard niet verdwenen zijn, maar dat de zorgen die ik heb heel reëel zijn, voor iemand in mijn situatie. Een vervolgafspraak heb ik niet gemaakt, maar mocht het nodig zijn, dan ben ik altijd welkom. Ik denk zomaar dat het niet zover zal komen…

Vanwege de coronacrisis kon ik de afspraken van huis uit afhandelen, via beeldbellen of gewoon via de telefoon. Dat scheelde een boel reistijd!

Zondag 17 mei

Eureka: lopen zonder smartphone is zóveel ontspannener voor mij, dan mét.
Vanmorgen lekker hardgelopen zonder smartphone, die me op de hielen zit en zich bemoeit met mijn tijd. Die had ik eerder aan de wilgen moeten hangen op hardloopgebied. Gewoon lekker lopen om te lopen, waarbij ik even kan stoppen om rond te kijken, of mijn neus te snuiten.
Ik geniet van de omgeving, de weilanden waar ik vandaag voor koos en loop spontaan een stukje verder dan gepland. Het gaat lekker en dat ik verder loop betekent dat het uithoudingsvermogen erop vooruit gaat. Jan loopt zijn eigen rondje, op zijn eigen tempo, met smartphone, uiteraard.
Bij het ontbijt kunnen we uitwisselen: “Lekker gelopen?”, “Waar ben jij vandaag geweest?” Zo heb je elkaar in coronatijd toch nog iets nieuws te melden.
Coronatijd en wachten op chemo hebben overeenkomsten: veel thuis zijn.

Dinsdag 19 mei

Gisteren heb ik gebeld met het VUmc voor een afspraak met de oncoloog. De neuroloog zou het regelen. Dat vertrouw ik wel, maar of dat ook een beetje in mijn tempo zou gaan betwijfelde ik. Jan meende dat als ik zelf zou gaan bellen, dat dat een teken was dat ik de controle graag wil houden. Tja, niet onterecht gedacht.
Ik maakte de afspraak en vroeg voor de zekerheid of er niet al iets gepland was. Nee dus. Achteraf ben ik blij dat ik gebeld heb, nu weet ik tenminste waar ik aan toe ben.
Maandenlang heb ik geen slaapproblemen gehad en prompt vannacht weer heel lang wakker geweest. Zou ik soms een beetje bang zijn voor de dingen die komen gaan? Ik weet het wel zeker. (Gelieve niets tegen de psycholoog te vertellen, waar ik onlangs mijn ontslag naam, want voor ik het weet pakt ze me weer in mijn nekvel).
Vandaag is de sterfdag van mijn moeder, nu twee jaar geleden. Dat kan ook zomaar de slaap beïnvloeden, toch??

Vanmorgen ben ik even wezen wandelen met Alida en Morris. Alida had een waxinelichtje voor me meegenomen, in verband met de sterfdag van ma, maar omdat je daar in het bos zo weinig mee kunt, had ze ook een kaarsje met een batterij bij zich, voor tijdens het theedrinken. Op een bankje in het bos, gezellig uit een thermoskannetje.
Morris heeft geleerd dat als hij iets wil, dat hij het dan eerst netjes moet vragen en niet moet gaan zeuren of piepen. Dat doet hij nu ook keurig: “Willen jullie even stil zijn?”, vraagt hij terwijl we aan de wandel zijn. Hij is onterecht een beetje bang dat hij te weinig aandacht krijgt. Maar de opvoeding werpt vruchten af. Mijn eigen kinderen waren niet zo beleefd, toen ze bijna drie jaar waren.

Na de wandeling fiets ik nog even door naar de stad, voor een boodschap. Ik loop een lampenwinkel binnen en vraag om lampjes voor bij ons bed.
“Heeft u iets in uw hoofd?”, vraagt de verkoper.
Ik denk snel na: wordt het een eerlijk of een sociaal wenselijk antwoord? Het wordt het laatste, ik heb geen zin in een hartverzakking bij de ontvanger van het antwoord.
“U wilt niet weten wat ik in mijn hoofd heb”, antwoord ik.
Op het gebied van lampjes komt er geen deal, met dank aan Jan, die op afstand mijn keus (met redelijke argumenten) afkeurde. Overigens ging hij de volgende dag toch ophalen wat ik had uitgezocht 😀.

Vrijdag 22 mei

Ik begin de dag met hardlopen, om vervolgens wat huishoudelijke klussen te gaan doen, voordat we vanmiddag op bezoek gaan bij de oncoloog.
Gelukkig kwam de ringtone van mijn telefoon boven het gebrul van de stofzuiger uit. Het is de oncoloog die belt. Eigenlijk heeft ze vrij, maar ze zag dat ik vandaag een afspraak heb. Of we de afspraak zullen verzetten, of dat we het consult telefonisch zullen doen?
“Laten we dan nu maar even praten”, want er is inmiddels contact.
Ik geef aan dat ik wel toe ben aan de start met de chemo. Mocht ik heel veel haast hebben, dan kan ze regelen dat ik vanmiddag/vanavond begin.
“Nou, zoveel haast is er nu ook weer niet, want ik wil nog even wat vloedbedekking leggen in het weekeind en de nieuwe kast in elkaar zetten, nu er nog energie is. Wat dacht u van ergens in de volgende week?”
Het wordt volgende week donderdag. Prima, kan ik me geestelijk nog wat voorbereiden.

Het is een ingewikkeld schema wat me staat te wachten voor de chemo.
De chemokuren bestaan uit drie onderdelen: 2 verschillende soorten pillen en 1 middel wat via het infuus moet inlopen. Het schema wordt uitgelegd en ik denk dat ik het begrijp. Voor de zekerheid zal ik het ook nog via de mail krijgen.
De bijwerkingen schijnen wel mee te vallen, zegt de oncoloog. Ik neem het voor waar aan, van iemand die dit zeer waarschijnlijk zelf niet heeft uitgeprobeerd. Haaruitval schijnt ook wel mee te vallen, het haar kan wel iets dunner worden. En de aangroei van mijn verloren haar kan wat langzamer gaan. Gelukkig heb ik de tijd. De belangrijkste bijwerkingen zijn: verminderde eetlust, afvallen in gewicht (zal wel met elkaar in verband staan) en vermoeidheid.
Hier verheug ik me dus niet op, maar we gaan ervoor!! Het uiteindelijke doel moet ik vooral niet uit het oog verliezen te weten: langere levensverwachting en uitstel van de termijn waarop eventuele recidieven ontstaan.

Zaterdag 23 mei

Op het moment dat mijn boek Brainstorm uitgegeven werd, kwam er een ander boek (ook over het leven met een hersentumor) op de markt, met als titel: ‘Levenshaast’. Zo’n titel zegt genoeg. Als je denkt dat je op korte termijn dood zal gaan, krijg je wellicht haast en het idee dat je nog even van alles moet doen, nu het nog kan.
Ik had haast het vlak voor de bestralingen en nu vlak voor de chemokuren weer: het gevoel dat ik straks niets meer kan. Bij de bestralingen viel dat gelukkig erg mee, en voor nu hoop ik dat ik me te druk maak.

Ik heb teveel energie. Afgelopen week werd me gevraagd of ik nesteldrang had, het lijkt er wel een beetje op.

Ik begin met de vloerbedekking (een primeur voor mezelf, met het gewenste resultaat) en loop nog even met de verfpot langs wat beschadigingen aan deurposten.
Voor ’s middags staat de schuur op het programma. Die moet nodig weer eens opgeruimd, nu het nog kan.
Ik stuur een berichtje naar Jeroen: “Zal ik deze week jullie gordijnen nog komen naaien?” Met de komst van de coronacrisis en mijn longontsteking (in maart) is dat er toen bij ingeschoten.

Ja, er is zeker een overeenkomst met nesteldrang: veel vrouwen denken dat er na een bevalling nergens meer tijd voor over blijft en dat alles dus op orde moet zijn voordat een baby geboren wordt. Een dergelijk gevoel heb ik met de chemo: als ik straks te gammel ben om nog iets te doen, dan is het beter dat ik het nu doe, nu er nog energie is. Vlak voor de start van de bestralingen bekroop me ditzelfde gevoel. Als ik mezelf zo bezig zie, word ik er een beetje moe van (niet van de activiteiten die ik doe, maar van het bezig/druk zijn).
Toch wel een goed gevoel: als ik straks kotsend door het huis ga, is de schuur tenminste opgeruimd 😀. Op het NOS-journaal is een item over Nationale Opruimwoede in tijde van de coronacrisis. Voilà, ik ben niet de enige.

Afgelopen week printte ik wat informatie over de chemo uit, vooral om te kijken hoe het schema eruit gaat zien.
“Hé Jan, deze informatie lijkt me duidelijk, moet je ook eens lezen!”
Jan weet me tijdens de lunch te vertellen wat ik straks allemaal niet meer mag eten. Ik vraag me af hoe hij aan die informatie komt.
“Ik moest toch dat artikeltje van jou lezen? Nou, daar staat het in!”
“Oké, dankjewel. Juist die informatie had ik even overgeslagen. Ik weet nu hoe mijn chemo-schema eruit gaat zien en wat de eventuele bijwerkingen kunnen zijn.”
We lezen dus allebei met een andere bril, maar uiteindelijk komt alle informatie binnen.

Via mijn blog komt het verzoek van een 15 jarige HAVO leerling (3e jaar) om een interview.
“Voor het vak biologie moet ik een verslag schrijven over een zelfgekozen onderwerp. Mijn onderwerp is hersentumor. Ik ben opzoek gegaan naar informatie, en hierdoor ben ik bij uw blog terechtgekomen. Hiervan raakte ik erg geïnspireerd. Een verplicht onderdeel van het verslag is een interview houden. Mijn vraag aan u is dan ook of ik u misschien zou mogen interviewen over uw leven na de diagnose hersentumor.
Ik heb voor het onderwerp hersentumor gekozen omdat mij dit erg interessant leek. Ik weet hier namelijk bijna niets van en ik heb voor mezelf wat vragen gesteld over dit onderwerp, waar ik graag de antwoorden op wou weten.”
“Wat een leuke vraag! Natuurlijk sta ik open voor een interview. Ik heb op het gebied van mijn hersentumor niet veel geheimen. Want iedereen kan meelezen op mijn blog.”
We maken een afspraak om te videobellen voor zondagmiddag.

Dinsdag 26 mei

Het interview verliep goed. E. had haar vragenlijstje keurig op orde en het was leuk om met een jong meisje één en ander uit te wisselen op het gebied van hersentumoren.
Ik had ook een vraag: “Waarom heb je voor dit onderwerp gekozen?”
Toen ikzelf op de HAVO zat, moest ik voor biologie ook eens een werkstuk maken en dat ging over een plantje, klein hoefblad. Iets minder heftig dan hersentumoren.
E. wilde iets over kanker schrijven en kwam erachter dat er over hersentumoren niet zoveel te vinden was en dat het wel een bijzondere kankervorm is. Vandaar haar nieuwsgierigheid.

Gisteren werd de kast bezorgd. In een aantal heel zware dozen.
“Maarten, we hebben je spierballen nodig!”
Maarten komt meteen na zijn werk, helpt om de boel naar boven te tillen en is vervolgens de hele avond met Jan aan het klussen, totdat het tijd wordt waarop je met goed fatsoen niet meer moet gaan timmeren, als je in een rijtjeshuis woont.
Ik word hier blij van en zeg op een gegeven moment tegen Jan, nadat ik Maarten uiteraard uitvoerig op afstand, want we zitten nog steeds in de coronacrisis, bedankt had.
“Van kleine dingen, ik bedoel spontane hulp, word ik zo blij.”
De kast is bepaald niet klein te noemen 😀.

Klaar !!!

Maandag 30 maart

Vandaag moeten we vroeg op, want voordat we naar Amsterdam gaan moet ik eerst nog even bloed laten prikken in Hilversum en daarvoor worstel ik wat met mijn kapsel (met wat er nog over is dan 😢)
In Amsterdam mag Jan niet mee naar de afdeling radiotherapie. Dat was afgelopen zaterdag al bekend gemaakt, de regels zouden maandag worden aangescherpt. Zonder rolstoel, maar met de liften kom ik op de juiste afdeling.
Vandaag duurt het allemaal iets langer. De radiotherapeuten lopen wat uit. Ik app dit naar Jan, die ondertussen maar even een rondje gaat lopen. (Hoe leuk is dat op de Zuidas in Amsterdam??)
Thuisgekomen is het alweer lunchtijd en vervolgens doe ik mijn middagdutje. Kleindochter krijgt gelijk. Ze vindt me oud en middagdutjes vind ik persoonlijk ook bij de wat ouderen passen.

Dinsdag 31 maart

Vandaag heeft Jan weinig tijd om me naar Amsterdam te rijden. We vragen Alida om dat te doen, beseffend dat de anderhalve meter afstand onmogelijk is in de auto.
Ze heeft Morris bij zich. Vandaag geen knuffel of handje geven bij het lopen.
Morris wil wel mee in het ziekenhuis, dat gaan we dus niet doen. Bij de draaideur zwaaien we. Hij is van mening dat ze oma nu gaan beter maken. Dat zou mooi zijn, maar hij is te klein om er iets van te begrijpen. Heerlijk…
Ik ben snel aan de beurt. Tijdens de tweede helft van de bestraling heb ik last van een hoestprikkel. Die houd ik in, het is wel een beetje benauwd. Maar liever dat, dan zoals vorige week. Toen hoestte ik nadat het apparaat één keer rond was gegaan en prompt werden er nieuwe foto’s gemaakt om te kijken of ik nog goed lag voor de tweede ronde. Alles voor de zekerheid en de nauwkeurigheid op de millimeter, maar wel een gedoe.
Vandaag had ik daar geen zin in, dus liever stikken dan…

Gisteravond heb ik een kekke pet besteld. Het wordt verkocht als “Chemo/Alopecia mutsje”, maar ziet er totaal niet mutserig uit.

Donderdag 2 april

Tegenwoordig heb je bij ieder ziekenhuis je eigen zorgportaal, zodat je thuis de uitslagen kunt bekijken en de correspondentie nog eens kunt inzien. Ik heb dus diverse portalen.
In een brief van de arts-assistent (op de SEH in Hilversum) word ik beschreven als een ‘magere 57 jarige vrouw’. Hallo, mag het iets minder??
Weet u wat ik mager vind: de kinderen die je in reclamespotjes van Save the Children ziet.
Als iemand stevig is, mag ik toch ook niet zeggen dat iemand dik is? Dan heet het dat iemand overgewicht heeft of iets dergelijks. Ik meen dat de vocabulaire van artsen uitgebreid genoeg is om mijn postuur op een nette manier te beschrijven. Weleens gehoord van tenger of slank?

Een lid van onze kerk is overleden. Wat triest dat er nu alleen in kleine kring afscheid kan worden genomen. De schrale troost is dat iedereen in hetzelfde corona-schuitje zit.
De dienst was via internet te volgen, zo kun je toch met elkaar zijn. Leve de moderne techniek.

Gisteren tijdens het bestralen weer last van een hoestprikkel. Eigenlijk is het hoesten helemaal over, maar je zult zien: juist op het moment dat het écht niet handig is, ga je eraan denken en jawel hoor…
Voor het eerst stak ik mijn hand op ten teken dat er iets aan de hand was. Meteen kwamen de laboranten op me af en nadat ik uitgekucht was, werden er weer röntgenfoto’s gemaakt. Ik lag nog steeds in de juiste houding, of niet? want de tafel bewoog weer een millimeter. Na die ‘verschuiving’ ging de bestraling verder.
Vanmiddag maar een hoestprikkel dempend tabletje innemen voordat het hele circus begint.

Ook gisteren weer eens een echte wandeling gemaakt, weliswaar op het tempo van iemand die stukken ouder is als ik, maar toch…

Zondag 5 april

Het gaat steeds beter en het eind van de bestralingen is in zicht. Nog vier te gaan. Afgelopen week werd me gevraagd hoe ik het had ervaren.
Eigenlijk is het me wel meegevallen. De mensen op de afdeling radiotherapie zijn stuk voor stuk schatten en probeerden me gerust te stellen wanneer het nodig was.
Daarbij is het raar om de ritjes naar Amsterdam straks niet meer op de agenda te hebben staan. In het begin ging ik met de taxi. Dat bood de mogelijkheid om achterin lekker te lezen en ook tijdens het wachten op de taxi voor de terugrit kon ik lekker lezen. Op het moment dat de maatregelen voor de corona-crisis van kracht werden, werd ik ziek. Daarvoor had ik mijn sociale dingen en kon ik helpen in het huis van zoon en zijn lief. Er werd veel thee gedronken met verschillende mensen op mijn bank of op de bank bij een ander thuis. Het enige wat doorging waren de bestralingen.
“Maar, je was toch zó bang?”
“Ja, dat was ik ook, met name voor de gevolgen op lange termijn”.
Die angst blijft, maar er valt nu niets aan te doen. Zorgen maken heeft geen zin, dus die lange termijn ik heb het maar een beetje op de lange baan geschoven.
De korte termijn is het probleem, de haaruitval (soms neem ik het zoals het is, soms ben ik er erg verdrietig over) en het heel erg sterk voelen dat ik ziek thuis zit, en niet werk. Ik weet dat heel Nederland nu thuiszit, maar er wordt ook veel thuis gewerkt. Jan z’n agenda staat vol met meetings, ik noem het liever vergaderingen.

Zelfs oppassen op de jongste kleinzoon kan niet, ondanks dat ik tijd heb, want oma is kwetsbaar. Voor ze het weet valt ze om. Het woord kwetsbaar begint vervelend te worden.

Maandag 6 april

De tijd is ook eigenlijk wel snel gegaan. Ik vergelijk het een beetje met onze lange fietstochten in de zomer.
Op de eerste dag lijkt het alsof die 1200 km naar Zuid Frankrijk onbereikbaar is. Iedere avond werd er op de landkaart aangegeven hoe ver we waren. Het leek dan of we maar een heel klein stukje gefietst hadden en wat leek het eindpunt dan nog ver weg. Maar na een paar weken waren we op de plaats van bestemming.
Zo ongeveer zijn de afgelopen weken ook gegaan. De eerste sticker op mijn kalender leek wel een piepklein beginnetje. Wat moesten er nog veel en wat leek de laatste bestraling nog ver weg. En net als bij die fietstochten komt het eindpunt nu écht in beeld.

In het ziekenhuis moet ik sinds de strengere regels in verband met corona bij de receptie melden dat ik er ben en aangeven waar ik voor kom/of ik een afspraak heb. Dan wordt er meteen gevraagd of ik klachten heb, of er sprake is van koorts enzovoort. Gelukkig hebben we die ellende achter de rug en mag ik dus doorlopen.
Afgelopen zaterdag vroeg de portier me of ik de weg wist naar de afdeling waar ik heen moest.
“Jazeker, na zo’n dertig keer weet ik het wel, en bedankt.”
Dit bevestigt voor mij dat er met het geheugen nog niets aan de hand is. En nu maar hopen en bidden dat dat zo blijft.

Tijdens elke bestraling kijk ik tegen een plafond aan met een foto van bloesem in een boom. Zodra de bestraling begint (nadat de röntgenfoto’s gemaakt zijn) bid ik dat de concentratie en het geheugen op de langere termijn in orde blijven. Dat maakt dat ik me minder alleen voel en gedragen voel.

Toen ik in september voor de operatie naar Duitsland ging, kreeg ik van één van de kinderen een hangertje in de vorm van een engeltje, met daarop de operatiedatum (24 september). Op iedere bestralingsdag draag ik dat hangertje aan een kettinkje, want dat hoort bij elkaar (alleen toen ik een paar weken geleden echt ziek was droeg ik het kettinkje niet, het was teveel moeite om het om te doen).
Dat het hangertje ervoor zou zorgen dat de schade op termijn beperkt zal blijven gaat er bij mij niet in. Ik ben gelovig, maar zeker niet bijgelovig.

Via WhatsApp komen er in deze tijd veel foto’s en filmpjes voorbij, deels om te troosten, deels voor de lol. Een filmpje van een kapper met een bladblazer als föhn (zodat er op anderhalve meter afstand gewerkt kan worden) is grappig, alleen verzoek ik dan om een krachtige stofzuiger om alle haren die van mijn hoofd vallen op te kunnen ruimen.

Dinsdag 7 april

Nog drie bestralingen te gaan, met die van vandaag erbij. Bij de receptie meld ik mezelf.
“Hallo, ik kom voor de radiotherapie, heb geen klachten en weet de weg.”
De balie medewerker herkent me van afgelopen donderdag en de portier zegt:
“Was u hier gisteren ook niet?”
“Jazeker, ik kom iedere dag.”

Op de afdeling radiotherapie informeer ik of Jan aanstaande donderdag mee mag, want dan is de laatste keer en tevens krijg ik dan de radiotherapeut te spreken. Ik heb haar alleen nog maar telefonisch gesproken. Donderdag gaan we live. Ik schat in dat de behandeling geëvalueerd wordt en dat er iets gezegd zal gaan worden over het vervolgtraject.
“Als het voor u heel belangrijk is, dan mag uw man mee komen, mits hij gezond is.”
Fijn, dat is dan maar vast geregeld. Het is niet alleen voor mij heel belangrijk, ook voor Jan.
Voor het geval het niet zou mogen had ik een plan B uitgedacht: me weer eens in de rolstoel laten begeleiden, want als je begeleiding nodig hebt mag je wel samen naar de afdeling. Dat is dus niet nodig.

Donderdag 9 april

Gisteren, toen ik na de bestraling terugliep naar de uitgang van het ziekenhuis, bedacht ik me op de trap dat deze keer mijn geboortedatum niet was gevraagd. We waren in gesprek over het feit dat het bijna klaar is. De vragen die zich dan opdringen zijn: ‘Wie lag er op de bestralingstafel? Was ik het zelf, ondanks dat ik niet had verteld wanneer ik geboren was?’
De procedure was precies als anders, dus ik denk dat het goed is gegaan.
Mocht u denken dat ik vanwege minder haar nu sneller klaar ben in de badkamer, omdat er minder geföhnd moet worden, dan heeft u het mis. Ik kan heel lang voor de spiegel staan en kijken naar wat er niet is. Dat moet ik ook weer niet te lang doen, want dat maakt droopie.

Van de week kwam er een hovenier langs, voor een klus in de achtertuin. Ik had geen pet op, thuis vind ik dat niet nodig, maar het voelt een beetje bloot. Toen we in de achtertuin klaar waren, bleek er in de voortuin ook nog wat gedaan te moeten worden. De hovenier deed zijn ding en toen hij weg was, mocht ik gaan harken, vegen en water geven. Ik liep nog steeds zonder pet, dat voelde écht zó niet fijn. Ik weet dat ik me niet hoef te schamen, dat doe ik ook niet, maar prettig is anders.

Gistermiddag heb ik blakend van energie, de stenen in de achtertuin schoongemaakt met een hogedrukspuit. Een beste klus, ook als je tuin niet veel groter is dan een postzegel. Maar wel lekker om weer fysiek in de weer te zijn. Het gaat goed met me.

Daar waar de artsen in het ziekenhuis een paar weken geleden riepen dat ik de tijd (zes weken) moet nemen voor het herstel van een longontsteking (dus niet stofzuigen, want dat is zwaar werk), heb ik de indruk dat dat wel royaal gerekend is. Zeker na zo’n middagje in de tuin bezig geweest te zijn. Wat betreft die stofzuiger denk ik dat ik de adviezen maar goed naleef 😀

Zaterdag 11 april

Afgelopen donderdag had ik de laatste bestraling. Jan was mee naar de afdeling, omdat we meenden dat we nog een gesprek met de radiotherapeut zouden hebben.
De bestraling ging zoals altijd, het bijzondere was dat het de laatste keer was. We hadden er een feestje van gemaakt, door bloemen voor het lieve personeel mee te nemen.
Het masker kon worden vernietigd, of als ik dat wilde mocht ik het meenemen. Ik koos voor het laatste, dan ben ik vast klaar voor als het Halloween is 😀
Na iedere bestraling groette ik als ik wegging: “Tot morgen”, maar deze keer was dat niet aan de orde.
Thuis hingen we de vlag uit, er werden bloemen bezorgd en ’s avonds zouden we onder normale omstandigheden uit eten gaan, maar vanwege de corona crisis kan dat niet, dus lieten we één van de plaatselijke restaurants voor ons koken. Voor deze gelegenheid deden we er een flesje wijn bij.
Er werd me een goed herstel gewenst. Als je ziet hoeveel energie ik heb, dan vraag ik me af waar ik van moet herstellen.
Van dat lage Hb en de longontsteking ben ik weer helemaal opgeknapt. Voor de zekerheid heb ik op mijn patiënten portaal van het ziekenhuis nog even gekeken naar de uitslag van de longfoto. Ja, het stond er echt. Er zat een infiltraat in mijn rechter long, dus ik had echt een longontsteking gehad.

Over zo’n vijf weken heb ik weer afspraken in het ziekenhuis. Dan gaan we horen hoe de volgende fase gaat verlopen, te weten de chemokuren, die nog op de planning staan.
Als het niet te lang duurt voor ik start kan ik voor de Kerst klaar zijn. Dat is mooi, de bestraling klaar vlak voor Pasen en de chemo straks vlak voor de Kerst.

Vanmorgen weer een forse wandeling gemaakt, bijna zeven kilometer. (Jan had de route uitgezocht) Best fors, waarbij ik merkte dat hoe verder we kwamen, hoe langzamer ik ging lopen. Dat is voor mij een teken dat ik nog even niet moet willen hardlopen. Ik mag het natuurlijk wel willen, maar vraag me af of het verstandig is.
Morgen wordt het weer mooi weer, dus gaan we vast weer een eindje lopen. Deze keer zal ik de route bepalen!!

Ik wens u goed paasdagen.

“We zullen doorgaan”

Vrijdag 13 maart

Mij wordt toegewenst dat ik ondanks het proces waarin ik zit, het kan opbrengen om af en toe ook lichtpuntjes te kunnen blijven zien en ervaren.
Laat dat maar met een gerust hart aan mij over. Gisteren lukte dat in de ochtend heel goed.
Ik zat in de huiskamer en de zon scheen. De schuifpui was écht vies, niet de schuld van de hulp, want toen zij er afgelopen week was regende het en was het dus geen weer om die pui te gaan zemen.
Ik trok mijn wandelschoenen aan en ging van de zon genieten (met brillenglazen die frisser waren dan de schuifpui).
Tijdens een forse wandeling merkte ik dat het best pittig waaide. Lekker die wind door mijn haren. Met dagelijks een strak masker op het hoofd tijdens de bestraling, heeft het weinig zin me druk te maken of mijn coupe goed zit.
De bomen in het bos kraakten behoorlijk. Nu is er van alles gaande in dat hoofd van mij en maar ik zit niet te wachten op een tak er bovenop. Volgende keer misschien toch het bos mijden??

‘s Middags is het voor het eerst dat ik écht geen zin heb als de taxi voor de deur staat. Ik was net met een klusje op de computer bezig en baalde ervan dat ik dat moest onderbreken. Andere keren was ik er wellicht beter op ingesteld, maar gisteren dus even niet.
In de taxi hoor ik Mark Rutte de maatregelen afkondigen in verband met het corona-virus. Chauffeur en ik wisselen even van gedachten en voor ik het weet ben ik in het ziekenhuis.
Ik moet een poosje wachten, wat me de gelegenheid geeft om op een andere afdeling even iets te gaan vragen. Het is gezellig in de wachtkamer. Er is een patiënt die ik met mijn lekenoog inschat op ADHD, wat een drukteschopper! Dat leidt af van mijn boek.
In de bestralingsruimte moet ik de laborante ervan weerhouden om de hand te schudden. Men is erg lief en kletst mij letterlijk door de bestraling heen.
Op één of ander manier zaten de tranen tijdens het bestralen aan de oppervlakte, dat kun je zo hebben. Zeker als mensen écht lief tegen me doen en ik het gevoel heb dat ik de laatste tijd wat meer vermoeid raak.
“Het gaat heel goed, mevrouw. U bent bijna op de helft van alle bestralingen, met nummer vijftien.”
“O, u bent dus wat meer vermoeid? “
“Ja, maar het hardlopen gaat nog goed hoor.”
“Doet u het op dat gebied ook maar even wat rustiger aan, want uw gezonde cellen in het hoofd moeten wel kunnen genezen van de bestraling en dat kost energie!”

Ondertussen heb ik al een paar dagen last van lichte keelklachten, alsof ik verkouden ga worden. Gelukkig wijst Jan me erop dat ik bij een kwetsbare groep hoor, met die auto-immuun aandoening van mij. Laat ik dat nu even geparkeerd hebben.
“Hé Jan, daar heb ik toch al die infusen voor gehad van de internist.”
Ik voel me niet kwetsbaar, maar dat voelen struisvogels zich ook niet. Eerder een beetje moe en droopie.

Jan denkt ondertussen ook na, over van alles en nog wat.
’s Avonds zegt hij: “Ik heb al een titel voor je tweede boek bedacht.”
“Oh ja? Maar dat komt er helemaal niet!”
Brainstorm was geen bestseller en ik heet geen Harry Mulisch. Daardoor heb ik nog een heel aantal onverkochte boeken thuis liggen (dus als u per ongeluk nog een iemand weet die interesse heeft…). Het hele grapje heeft financieel meer gekost dan het opleverde voor de StichtingSTOPhersnetumoren.nl. Dat vind ik niet echt een probleem, het was een leuke uitdaging en ervaring, en die financiële strop zijn we ook weer te boven gekomen. Maar om nu te zeggen: dat gaan we herhalen. Nee dus…
De nieuwe titel zou moeten worden: “Stormschade.”
“Goed bedacht Jan!”
Ik begrijp zijn redenering. Met al die bestralingen kreeg ik afgelopen week het gevoel dat er iets met mijn hoofdhuid niet in orde is. Dat zou zomaar kunnen. Dus ik vraag Jan even te gaan ‘vlooien’ op mijn hoofd. Hij komt diverse ‘putten en deuken’ tegen, door de operatie achtergebleven op het bouwterrein.

Vrijdag 27 maart

De afgelopen weken waren heftig, voor heel de wereldbevolking en voor mij erbij.
Twee weken geleden meldde ik me (voorlopig) af op de diverse groeps-appen van mijn werk. Er werd veel heen en weer geappt over maatregelen voor de praktijkvoerring in verband met het corona-virus. Mijn hoofd stond er niet naar en ik kon ook niets doen.
Op zaterdag de 14e breng ik na de bestraling mijn naaimachine bij Jeroen en Syta, zodat ik de volgende dag op mijn fiets naar hen toe kan, om gordijnen te naaien voor het nieuwe huis. Die volgende dag doe ik nog een hardlooprondje door het bos, maar het gaat niet lekker. Ik voel me ook niet lekker. Ik bel met Jeroen en Syta.
“Sorry, maar die gordijnen naaien, dat gaat niet lukken vandaag. We houden afstand, want ik ben niet fit.”
De keelklachten zetten door en op maandag de 16e werd ik écht ziek, met een beetje koorts erbij. Ik belde met enige schroom naar de huisarts, want met alle maatregelen rondom corona zijn ze op de praktijk (en ik ook) voorzichtig. Ik mag even langskomen op het moment dat het rustig is. Ik word nagekeken en voor de zekerheid wordt mijn Hb getest, dat is nog op peil. Over drie dagen wil de huisarts me weer zien.
’s Middags gaan we voor de bestraling naar Amsterdam. We komen niet verder dan de receptie, want ik heb klachten. Voor de zekerheid word ik behandeld als melaats en getest op corona. Vandaag geen bestraling.
De volgende dag hoor ik dat de corona test negatief is. Eerlijk gezegd was ik daar niet echt bang voor. Voorlopig lig ik onder mijn dekbed, lees geen krant en zet mijn telefoon op stil. Rust en slapen is wat ik wil. Iedere dag word ik wel even onder dat dekbed uitgehaald, voor mijn dagelijkse portie stralen.

De haaruitval wordt een serieus feit. Ik roep Jan erbij:
“Jan, ik heb geloof ik haren op mijn tanden.” (overal haren op mijn kussen, in mijn gezicht, op mijn lippen)
“Dat wisten we toch al! Maar inderdaad: het is zover.”
Ik word er wat droopie van, ondanks alle lieve appjes en kaartjes van diverse vriendinnen.
Op een bepaalde avond klappen we voor het zorgpersoneel. Er wordt niet heel driftig geklapt in ons dorp. Op een andere avond werd verzocht het lied “We zullen doorgaan” met elkaar ten gehore te brengen. Jan zet de vieze schuifpui open en speelt het op de piano. Ook nu geen ‘stereo’ in de buurt.

Op donderdag dus weer even retour naar de huisarts. Oeps, het Hb daalt en niet een klein beetje.
Ik mag naar de spoedeisende hulp en omdat we toch naar het VUmc moeten voor de bestraling, is het handiger om me daar te melden dan in Hilversum. Jan wordt vakkundig buiten gehouden op de spoedeisende hulp.
Er wordt geprikt, gevraagd, geknepen en gedaan en weer wordt er een corona-test afgenomen. Naast die test wordt er een echo van mijn longen gemaakt. Dat zou net zo betrouwbaar zijn als een CT-scan. Het Hb is nog verder gezakt en op mijn verzoek wordt er contact gezocht met dr. S. in Hilversum. Hij wil dat ik komende maandag even bloed laat prikken zodat we de dag daarna telefonisch kunnen overleggen.
De long-echo is goed en ik mag door voor de bestraling. Ik bel Jan, die alweer thuis was. Hij haalt me op (komt niet verder dan het halletje) en brengt me in een rolstoel naar de juiste afdeling, aan de overkant van de straat.
De volgende dagen lig ik veel op bed, gordijnen vooral dicht in verband met hoofdpijn en dagelijks ga ik wiebelend naarr de badkamer. Op zondag lijk het voor het eerst iets beter te gaan. Ik lunch beneden en blijf nog even plakken met een boek op de bank.

Op maandag gaan we vanuit het VUmc meteen door naar Tergooiziekenhuizen in Hilversum, om bloed te laten prikken. ’s Avonds (ik lig net lekker in bed) bellen ze vanuit het ziekenhuis, of ik maar even naar de spoedeisende hulp wil komen, in verband met mijn lage Hb.
Jan brengt me weg. Nadat we ons gemeld hadden, mochten we buiten onder het afdakje wachten, ik met mondkapje. Vervolgens mag ik alleen naar binnen.
Nu volgt weer de hele riedel aan vragen en onderzoeken die een bezoekje aan de spoedeisende hulp altijd zo vervelend en langdurig maken. Er wordt weer op corona getest, tevens wordt er uiteraard bloed geprikt en voor de zekerheid wordt er een longfoto gemaakt.
Om acht uur ben ik binnen en om elf uur ’s avonds heb ik een bed. In quarantaine, want stel dat ik corona heb…
Er was al twee keer getest. Zijn die testen niet betrouwbaar of zo??? Drie corona-testen in één week. Snapt u het??
Het land heeft te weinig van die dingen. Volgens Jan komt dat door mij… Duh, ik vraag er niet om. Die testen zijn ook nog eens niet grappig. Stokje(swab) tot ver achter in je keel en een volgend stokje zo ver mogelijk achter in je neus, zodat je kokhalsneigingen krijgt.
’s Nachts om drie uur wordt de eerste zak bloed aangehangen. (Er zijn er zes op maat gemaakt).
De verpleging is verbaasd, want:
“Iemand met een Hb zo laag als dat van u komt meestal kruipend binnen. Bij u is dat niet het geval.”
Ik denk dat mijn lijf al wat gewend is op Hb gebied en daarbij is/was de conditie goed.
Dat scheelt.

In quarantaine is geen grap. Iedere keer als iemand iets bij mij kwam doen, moest die persoon strak in pak (muts op, mondkapje voor, extra schort aan en soms ook nog handschoenen aan) met als gevolg dat de verpleging alleen komt als het écht nodig is. De mensen van de voeding zijn helemaal huiverig, waardoor mijn ontbijt lang op zich liet wachten of zelfs werd overgeslagen. Het zou komen doordat protocollen dagelijks wijzigen, maar een arts vertelde mij dat iedereen doordrenkt is van angst en dus niet goed meer nadenkt. Jammer toch!
De volgende dag is mijn Hb iets gestegen en komt een zaalarts vertellen dat de corona-test negatief is. Hij is opgelucht, ik niet, want ik was niet bang. Maar… voor de zekerheid wordt de quarantaine niet opgeheven. Uiteindelijk moet een CT-scan zeggen of ik echt geen corona heb.
Deze arts weet ook nog te vertellen dat ik een longontsteking heb.
“Dat heb ik nooit.”
Op het moment dat ik dat zeg, lijkt het of ik Herman Finkers hoorde praten. Ik wilde niet grappig doen, maar was écht heel erg verbaasd. Waar kwam dat nu vandaan??
Hup, aan de antibiotica.
’s Avonds wordt er nog een zak bloed aangehangen en ’s nachts nog eentje. Het bloed loopt extra langzaam in, we doen heel voorzichtig met mevrouw Goudriaan!! Ik heb geen haast, maar wil ’s middags graag wel op tijd zijn voor mijn bestraling.
Er wordt een CT-scan gemaakt en warempel: ik blijk geen corona te hebben. Wat een verrassing!!! (in negen dagen tijd drie keer met swabs getest, één keer met een longecho en nu met een scan)
De zaalarts kwam deze blijde boodschap brengen en gaat gemakkelijk in de vensterbank zitten. Voor ik het weet stelt hij vragen over mijn ontlastingspatroon. (Moet je nagaan, ik ken deze man helemaal niet)
“Nou, er valt niet veel te vertellen, dokter.”
“Zal ik u wat zakjes voorschrijven?”
“Nee, dank u, straks in mijn eigen omgeving komt alles weer goed.”
“Nu we het toch over zakjes hebben, er zijn nog zakjes bloed, speciaal voor mij. Dat wil ik wel! Als er nog tijd is, laat er dan nog maar één inlopen. Ik ben hier nu toch.”
Mijn Hb is nog steeds krap, maar als je ziet van hoe laag het kwam, dan zou het zó moeten lukken denken de deskundigen.
Nu durven de mensen van de voeding wel een kop thee aan te bieden.
“Fruit erbij?”
“Heel graag!”
Ik wacht (slaap) nog even in het ziekenhuis, voordat ik me op laat halen door Jan. Zo kunnen we meteen door naar Amsterdam. We hadden elkaar dus twee dagen niet gezien, vanwege die akelige quarantaine.
Het advies is om royaal de tijd te nemen om te herstellen van de longontsteking. Oeps, daar gaan we weer…
Iets dergelijks was er ook aan de hand vlak na de operatie. Rustig aan doen!

In Amsterdam laat ik me in de rolstoel vanuit de parkeergarage naar de afdeling radiotherapie brengen. Bij de receptie moet je daar heel goed aannemelijk maken dat je iets te zoeken hebt in het ziekenhuis. Jan mag mee als begeleider.
De volgende dag kan ik al op eigen benen naar de afdeling. Wel neem ik de liften in tegenstelling tot voorheen. Ook nu mag Jan nog steeds mee, mits hij niet hoesterig is of iets dergelijks.

Jan werkt thuis, dat komt nu zeker goed uit.
Sommige collega’s vragen onderling of ze zich niet vervelen. Jan heeft daar geen last van als mantelzorger en privé-chauffeur. De taxi naar Amsterdam laat ik maar even voor wat het is. In zo’n wagen kun je slecht de verplichte anderhalve meter afstand houden en aangezien ik kwetsbaar ben…… Jan had gelijk toen hij dat een paar weken geleden zei.

Al jaren geleden begon ik met Budwigpap als ontbijt. Jan heeft dat nooit voor me gemaakt, het was kennelijk nooit echt nodig, maar een poosje geleden gaf ik hem het recept, voor het geval ik tijdens de chemokuren, die nog op het programma staan, te ziek ben om het zelf te maken.
Vorige week kreeg ik een bijzonder ontbijt. Ik vroeg aan Jan wat het was. Het bleek Budwigpap te zijn, maar ik herkende het niet als zodanig. Het was erg stevig. Stevige kost is goed voor een zieke, maar cement niet. De volgende poging ging stukken beter en inmiddels is hij bijna volleerd. Het wordt in ieder geval met liefde klaargemaakt (denk/hoop ik).

Ondertussen ben ik behoorlijk moe, maar weet niet precies of dat het gevolg is van de bestralingen of de impact van de longontsteking en het lage Hb. Het maakt eigenlijk ook niet zoveel uit. De boodschap is duidelijk: ik moet me rustig houden. Echt mijn ding. Alhoewel het me vanmiddag in de zon, (met wel een beetje wind) erg goed afging.

En de haaruitval zit me uiteraard ook niet erg lekker.
Ik heb een mooie zonnehoed (ooit gekocht op Kreta, met mijn moeder erbij, dus met meerwaarde), maar een zonnehoed bij mijn winterjas is ook niet helemaal een succes. Ik moet mijn weg nog een beetje vinden, zal ik maar zeggen, maar die plukken uitvallend haar zijn echt niet grappig.
De radiotherapeut meent dat er grote kans is dat mijn haar wel terugkomt. Ik heb haar gevraagd om eerlijk te zijn. Ze beloofde het.

Mocht deze blog op een grote klaagzang lijken: zo is het niet bedoelt, meer als een update.
Er is naast veel gedoe ook veel om blij over te zijn.

  • Dagelijkse digitale knuffels en lieve/leuke/opbeurende filmpjes.
  • Vlak voor iedere bestraling een klavertje vier in de app, van één van de kinderen.
  • Attente mensen om ons heen, die bellen, kaarten sturen of bloemen bezorgen.
  • Tekeningen van de kleinkinderen, die ons zo missen (en wij hen).
  • Telefoongesprekjes en appjes met de kleinkinderen.
  • Het voorjaar, dat in de lucht hangt.
  • Het feit dat we een kwartet aan kleinkinderen vol gaan krijgen, voor het eind van dit jaar.
  • Jan die veel voor me doet; huishouden, boodschappen, een abonnement heeft genomen bij de apotheek op mijn naam, koken en taxiën naar Amsterdam.
  • Wat meer energie, waardoor ik de krant weer lees en me op een boek kan concentreren.
  • Reeds 23 van de 33 bestralingen achter de rug.
  • Dat ik niet meer op een krukje hoef te zitten onder de douche.

In deze corona-tijd wens ik iedereen heel veel sterkte, in diverse situaties.

Zondag 29 maart

De telling van bestralingen moet bijgesteld worden. In het weekeind gaat het ook door, gisteren dus ook even heen en weer geweest. De bestralingskalender is bijna vol. Nog maar 9 te gaan. Fijn, we zijn uit de dubbele cijfers!!

Even bijpraten

Maandag 24 februari

Vanmorgen kreeg ik de tweede bestraling. Ik was snel aan de beurt en was nog maar nauwelijks begonnen in mijn boek, wat ik altijd meeneem om het wachten wat aangenamer te maken. In een andere ruimte dan afgelopen vrijdag vindt de bestraling plaats, met andere mensen.
Als ik klaar lig, met het masker op mijn hoofd, probeer ik wat te zeggen. Dat valt niet mee, want het zit strak over mijn hele gezicht.
“ullie ebbe ijn geboordatu nie gevraag”.
Het komt wat lastig uit mijn strot, maar ik word begrepen.
“Zegt u het dan maar.”
Ik geef het enige juiste antwoord en ze verstaan me. Ik wil er wel zeker van zijn dat ik hier zelf lig en dat de bestraling is afgesteld op mijn persoonlijke hoofd.
Het bestralen ging minstens zo goed als de eerste keer, dat wordt deze keer niet gezegd, maar dat was mijn eigen inschatting. Ik lag weer heel goed stil. De spanning was iets minder.
Ik vraag om het masker op de plek van mijn linker oog goed met alcohol schoon te maken. Mijn oog is namelijk fors ontstoken en ik heb geen zin me dagelijks te besmetten met mijn eigen bacteriën. Het komt in orde en er wordt tevens een aantekening gemaakt voor de komende dagen.

Na afloop krijgen we de radiotherapeut nog even te spreken. De wachttijd is kort.
“Als jullie zo snel werken, komt mijn boek nooit uit.”
“Sorry mevrouw.”
Hij bood tevens excuses aan voor het feit dat hij afgelopen vrijdag geen tijd had, want ik had toch een vraag.
“Ja, die had/heb ik, maar er was geen brand.”
“Ik word rondom bestraald, betekent dat dat er veel schade aan de hoofdhuid en de haarzakjes zal zijn?”
Dr. C. legt aan de hand van beelden van mijn hoofd uit, hoe de bestraling gaat en hoe de stralen het kwaadaardige weefsel bereiken. Het is een technisch verhaal, ik denk dat ik het begrijp, maar vraag voor de zekerheid aan Jan of hij het heeft begrepen. Dat heeft hij. Super!
“Dokter, ik heb het gevoel dat bestralen een kostbare aangelegenheid is.”
“Tja, het hele traject van bestralen kost ongeveer 10.000 euro. Maar het wordt geheel vergoed en dan is radiotherapie één van de goedkopere therapieën. Sommige chemokuren zijn vijf keer zo duur.”
Oeps, wat een geld gaat er om in deze wereld. Over de vergoeding maakte ik me geen zorgen, ik was gewoon nieuwsgierig.
Nog een paar maanden en dan start ik met chemokuren. Tegen die tijd eens vragen wat de prijs is, gewoon nieuwsgierigheid die bevredigd moet worden. U hoort het zodra ik het weet.
We hebben het even over de mogelijk vermoeidheid die ik kan verwachten. Dat komt meestal geleidelijk na een paar weken en ja, het is prima als ik op dit moment actief ben. U hoeft niet op de bank te gaan zitten om reserve energie te behouden, voor in tijden van…
Hoe beter ik de conditie op peil hou, hoe beter het is. Dus thuisgekomen leef ik me uit in het huis van zoonlief, best vermoeiend, maar nú kan ik het nog doen.

Er is op dit moment niemand dáár in huis en ik vind het prima. Laat mij maar schuiven. De eerste dagen werkten we met elkaar als team. Zoonlief en zijn lief vinden het lastig om in te zien waar je moet beginnen met klussen in een leeg huis. En er moet ook een beetje door het werk heen gekeken kunnen worden, iets dat ze lastig lijken te vinden.

Als ik op de eerste ‘werkdag’ bezig ben met een muur sauzen, hoor ik zoonlief aan de andere kant van de kamer mopperen.
“Zoonlief, niet zeiken graag. Ik kom hier voor mijn plezier jullie helpen.”
“Ik zeik niet mam, ik vind dit gewoon niet leuk.”
Duidelijk.
Dit geklus en geschilder is inherent aan een grote-mensen-woning-met-eigen-kliko’s, die je zelf aan de straat moet zetten. Jeroen houdt dus niet van klussen. Jammer voor hem, maar wat moet, dat moet! (Het is genetisch bepaald, en wel in de mannelijke lijn.)

Had ik al gezegd dat het rust geeft, dat het hele bestralingscircus gestart is? Eerst was daar het piekeren over wel of niet bestralen. Toen die knoop was doorgehakt begon het wachten met de spanning over hoe het zou gaan en of het op termijn goed zal gaan met mijn hoofd. Die laatste zorg is overigens nog niet weg. Niemand die weet hoe dat precies gaat uitpakken, dus ik kan er gewoon niet helemaal gerust op zijn. Ik ben geen doemdenker, maar wel een realist.

Woensdag 25 februari

Vandaag krijg ik de derde bestraling en ik ga voor de eerste keer alleen. Ik ga met de taxi, dat is goed geregeld via de zorgverzekeraar. De taxi is wat aan de late kant, maar de chauffeur heeft een pittige rijstijl. Bumperkleven en (te) snel optrekken, nog even een inhaalmanoeuvre die mijns inziens wat krap is. Niet geheel mijn stijl, maar keurig op tijd en heelhuids ben ik in Amsterdam op de plaats van bestemming.
Tijdens deze rit ben ik soms bang dat we een ongeluk krijgen. Dan kun je nog zo ‘lekker’ bezig zijn om alles in het hoofd op orde te krijgen, maar als de rest dan in de vernieling komt…
Ook netjes op tijd word ik geroepen voor de bestraling. Ik doe het weer goed!
In de centrale hal bel ik de taxi voor de retourrit. Het wachten gebruik ik voor een kop thee en mijn boek. Nu kom ik wel echt aan lezen toe. Ook achter in de taxi lukt dat nu goed. Ik heb een andere chauffeur dan op de heenweg. Hij gaat over de snelweg en rijdt wat rustiger (anders zou ik al lezend misselijk worden).

Ik voel me best alleen nu ik zo stoer in mijn eentje ben gegaan, maar wil niet dat Jan alle keren vrij moet nemen om mij heen en weer te rijden. Hij moet gewoon lekker gaan werken.

Donderdag 27 februari

Gisteren was de bestraling vroeg in de avond. Berdien gaat mee, om een beetje te zien waar wij ons zoal mee bezig houden. Ik denk dat het goed is dat ze het met eigen ogen ziet, Het is niet eng, maar wel confronterend voor haar.
Het ging heel snel en dus waren we ook weer snel thuis. Lekker!

Vanmorgen weer met de taxi gegaan voor de bestraling. De chauffeur was een kwartier te vroeg, dat kan je zo hebben. Maar ik stond nog niet helemaal in de startblokken. Dus even snel richting toilet en mijn verse thee in een thermosbeker gedaan. Vervolgens instappen en wegwezen.
De chauffeur van vandaag zat op de bestuurders-/praatstoel. Ik heb bijna niets hoeven zeggen. Hij reed prima, maar leek zeer gefrustreerd over zijn werk als taxichauffeur. Alle ellende kwam voorbij. Het ging over teveel chauffeurs, politiek, mensen uit buitenland, taxibedrijf Uber en over het Corona-virus. Chauffeur denkt dat het mogelijk is dat iemand dat virus in een laboratorium heeft gekweekt en het de wereld in heeft gezonden. Bij veel van zijn gepraat heb ik hem laten kletsen en af en toe geknikt of op een andere manier laten blijken dat ik hem had gehoord, maar hier geef ik aan dat ik denk dat wat hij nu zegt echt niet klopt. Of ben ik nu naïef?
Hij wil vrachtwagenchauffeur worden en is bezig daarvoor zijn papieren te halen. Dat is ook niet de hemel op aarde, heb ik vernomen uit betrouwbare bron. Soms was ik bang dat hij binnenkort zelf ‘zittend ziekenvervoer’ moet aanvragen, via zijn verzekering. Ik hoop dat zijn hart het houdt, met zoveel stress en boosheid in dat lijf.

Precies op tijd kwamen we aan bij het ziekenhuis en keurig op tijd werd ik geholpen.
Toen ik aan de laborant vroeg om wat voor straling het nu precies gaat, werd even gedacht dat ik iets deed met natuurkunde. In het geheel niet, maar mijn nachtelijk zoeken een paar weken geleden op internet deed dit vermoeden. Het gaat om radioactieve straling, die heel snel weer uit het lichaam gaat en verder een hoop ‘ingewikkeldheid’. Ik moet het nog eens navragen aan de arts, als we die weer spreken volgende week.
Na de bestraling (ervoor vergat ik het, en met dat masker op is zo lastig praten) vroeg ik om een notitie te maken dat ik graag door de microfoon op de hoogte gehouden wordt van alles wat er gedaan wordt op het moment dat ik alleen lig en de bestraling werkelijk gedaan wordt. Dan ben ik er tenminste ook een beetje bij en ben ik minder alleen. Het komt voor elkaar wordt me beloofd.

Ik was dus heel snel klaar. Vervolgens begon het lange wachten op de taxi. Ik was heel blij met mijn dikke boek.
Ik dook lekker achterin de auto, nadat ik geverifieerd had of we over de snelweg zouden gaan. Dat leest namelijk lekkerder dan over kleinere wegen.
De dame die mij reed was degene die de planning doet en die ik al een aantal keren gesproken had. Rijdende weg beantwoordde ze heel veel telefoontjes en gaf orders aan diverse chauffeurs. Ik kreeg de indruk dat ze een goed overzicht had, over waar haar chauffeurs zich bevonden en wie waar naar toe moest.
Ondanks dat ik op tijd bestraald werd, was het toch een lange ochtend.

Ik voel me wat moe en besluit het vandaag verder wat kalm aan te doen. Het is ook geen lekker hardloopweer, dus lekker achter de naaimachine voor onze kleindochter die over twee maanden een mooie verjaardagsjurk verwacht.

Inmiddels heb ik al 5 stickertjes geplakt op mijn ‘bestralingskalender’.
Nog maar 28 keer!

Dinsdag 3 maart

We gaan goed, nog 24 keer te gaan… en raar maar waar: het begint te wennen.
De mensen op de afdeling radiotherapie zijn allemaal erg vriendelijk en behulpzaam.
In het weekeind ging Jan mee, waarbij we op zaterdag de pech hadden een beetje aan de late kant te zijn (mea culpa 😢), een volle parkeergarage te treffen en geen tijd meer hadden om een ander plekje te zoeken. Jan wachtte in de auto, als een echte taxichauffeur, en baalt. Terecht!
Op zondag en maandag wordt dat weer helemaal goedgemaakt. Op zondag gaan Alida en Maarten mee, om te kijken wat ma allemaal uitvoert in Amsterdam (oftewel wat er met ma wordt gedaan).
Tussen de bedrijven door wordt er geschilderd, gesopt, gezeemd en gezogen in het huis van Jeroen en Syta. Een prima afleiding in deze tijd, waarbij bijna alles om dat hoofd van mij draait (zowel letterlijk, als ik denk aan het bestralings apparaat, als figuurlijk).

Vandaag leek het hele gebeuren op een bliksemactie. De taxi was mooi op tijd en reed hier en daar wat te snel (over een paar weken is het uit met de pret, als de nieuwe snelheden van kracht worden!). In de wachtkamer sta ik even wat met de assistentes te praten als er een laborante met mijn masker aankomt.
“Bent u er klaar voor mevrouw Goudriaan?”
Zoals gezegd gaat het bestralen op zich ook redelijk snel. Er werd flink mee gekletst door de microfoon, dat scheelt.
“Mijn collega vroeg of ik u er vanmiddag doorheen wilde praten! en dat zal ik doen.”
Ze denken dat ik bang ben in het apparaat, maar dat is niet waar. Ik maak me zorgen over de gevolgen op lange termijn, en door ze aan de andere kant van de dikke muur te laten praten, heb ik wat afleiding. Daarbij vind ik het natuurlijk ook lastig om de regie kwijt te zijn. Ik blijf een control-freak.
Dezelfde chauffeur als van de heenweg bracht me weer vlotjes thuis. Ruim anderhalf uur, uit en thuis. Dat is te doen, nietwaar.

Het niet werken zit me écht niet lekker, verder gaat het goed met mij. Gelukkig nog geen last van de eventuele klachten (zoals vermoeidheid, haaruitval en huidirritatie) die kunnen optreden tijdens de bestralingen.
Er wordt hardgelopen en gefietst. ’s Morgens wordt het vroeger licht en tijdens het lopen hoor ik de vogels alweer. Jottem, het voorjaar komt eraan.
Er lijkt weinig aan de hand te zijn, echter dat is schijn.

Zaterdag 7 maart

Op dit moment geniet ik van een lang weekeind vrij.
Afgelopen donderdag kreeg ik mijn nieuwe bestralingsschema, voor de komende week. Vrijdag, zaterdag en zondag geen bestralingen. Klopt dat wel? Krijgt het tumorweefsel dan wel genoeg op z’n donder. Bij navragen blijkt het te kloppen. Er is over nagedacht.

Als je andere medische afspraken hebt in het ziekenhuis, kun je dat aangeven. Dan wordt de bestraling daar netjes omheen gepland. Ik ben zo vrij geweest ook wat ‘privé’ afspraken te noteren. En gelukkig wordt daar ook rekening mee gehouden. Je moet wel heel horkerig zijn, wil je dat niet honoreren.

Inmiddels heb ik 1/3 van de behandelingen achter de rug, nog 22 te gaan. Mijn aftelkalender ziet er al best gezellig uit, met klavertjes (drie en vier) en vlinders.

Gisteren heb ik mijn werk op één van mijn werkplekken persoonlijk kunnen overdragen aan een collega. Het is een leuk mens (welke POH niet??) en ze heeft de nodige ervaring, dus dat komt goed.
“Oh ja, als er iets is, je mag me altijd bellen, ondanks dat ik ziek thuis zit.”
Thuisgekomen voel ik me de rest van de avond wat droopie. Zoonlief zei het laatst al:
“Mam, je lijkt meer last te hebben van het feit dat je niet werkt, dan van de kanker.”
Ik vrees dat hij gelijk heeft. Hoeveel last heb ik nu per saldo van mijn hoofd? Nul komma nul, om precies te zijn. Maar scans en onderzoeken tonen aan dat er iets niet in de haak is. De last zit ’m in de zwaarte van de behandelingen en het niet kunnen werken.
Zingevingsvragen dringen zich op: ‘Wie ben ik als ik geen betaalde baan heb? of in mijn geval wel die banen heb, maar niet kan werken?’
Ook de krant weet dit. Citaat Trouw vrijdag 6 maart:
‘Mensen zijn niet alleen wat betreft hun inkomen afhankelijk van werk, maar ook als het gaat om sociale contacten en zelfs hun identiteit.’

Nu dus genieten van een ‘welverdiend’ lang weekeind.
Op afstand doe ik wat dingen voor mijn werk, ik kan het niet laten.

De kop is eraf

Woensdag 12 februari

Ondanks dat Jan vandaag naar zijn werk gaat, komt hij veel later het bed uit als ik. Ik ben dan ook al onbeschoft vroeg wakker.
Na het ontbijt vertrekt Jan met een diepe zucht. Zijn agenda voor deze dag staat vol met vergaderingen, want het is woensdag. Ook ik geef een diepe zucht als ik mijn agenda erbij pak: geen werk… Ik voel me verdrietig.

Nee, het is niet allemaal kommer en kwel. Gisteren nog kon ik voor mijn werk even naar Zandvoort. Ik had een afspraak bij een huisartsenpraktijk. Heerlijk dat er weer gewacht werd op mij en dan niet in een ziekenhuis of spreekkamer.
Ik geniet van het ritje met de auto en het gesprek. Daarna ga ik even door naar het strand, nu ik er toch ben. De storm Ciara (u weet wel, die van afgelopen weekeind) heeft hier nog wat naweeën. Ik waai niet uit, maar wordt regelrecht gezandstraald.

’s Middags horen Jeroen en Syta dat ze een huis hebben gekregen. Ze wonen nu in een studio, die eigenlijk voor twee personen wel wat krap is. Lang was het oké, maar nu zijn ze toe aan een volgende stap. We vieren een feestje.
Wetende dat ik binnenkort bestraald ga worden, spreek ik de hoop uit dat ik toch nog wat energie over zal houden om hen te helpen met klussen in hun nieuwe huis. Dat hopen zij ook, als ik maar zelf duidelijk mijn grenzen aangeef. Ik beloof het.

Vanmorgen, na mijn dipje ga ik hardlopen. Een dame die haar hond uitlaat groet en we vertellen elkaar hoe lekker het is zo ’s morgens het bos in. Een goed begin. We wensen elkaar een fijne dag. Vervolgens klauter ik op één van mijn favoriete paadjes over een omgewaaide boom. Ciara heeft ook hier huisgehouden. Ik ontmoet nog een eekhoorn en zie elf ooievaars bij elkaar staan. Mooi gezicht. Fris, fruitig en vol energie kom ik thuis.

Er licht nog een klus, het laatste deel van het aanrecht moet nog geschuurd, dus schouders eronder en na een paar uur hard werken is het klaar. Het wordt erg mooi, al zeg ik het zelf. Jan zegt het ook, meerdere malen. Ik kan er geen genoeg van krijgen en zeg steeds dat ik hem niet goed heb verstaan .

Zondag 16 februari

Afgelopen vrijdag kreeg ik het laatste infuus met de immuuntherapie. Er moet tijdens en na afloop flink geslapen worden.

Vanmiddag bezochten we een mooi concert. Ik geniet van de muziek, maar in mijn achterhoofd zit steeds iets waar ik een beetje gespannen van word. Loslaten lukt niet. Tijdens de pauze vraag ik aan Jan of hij daar iets van herkent.
Nee dus. “Ik luister naar de muziek”, is zijn antwoord.
Ja, duh… dat doe ik ook, maar ik ben een vrouw en kan meerdere dingen tegelijk doen en dat doe ik dus ook: genieten van de muziek en piekeren over de bestralingen die eraan zitten te komen.

Maandag 17 februari

Soms lijkt het of ik last heb van nesteldrang. De laatste keer was zes en twintig jaar geleden, met dank aan onze Maarten.
Op dit moment wacht ik op de oproep van de radiotherapeut, dat ik kan komen voor de bestralingen. Het is me bekend dat je daar erg moe van kunt worden, dus ik neem mijn maatregelen. Nadat ik me op het aanrecht had gestort, de afgelopen weken was vanmorgen de boekenkast aan de beurt. Er staan altijd teveel boeken in die kast en soms denk ik dat ik wat weg moet doen. Maar een hele plank met Agatha Christies blijft na lang wikken en wegen toch staan, ondanks dat ze bijna uit elkaar vallen. Ze waren ooit van mijn overleden broer, dus vertegenwoordigen emotionele waarde!
Ik ontdek titels waarvan ik niet meer wist dat we het in huis hadden. Ook nieuwe exemplaren liggen te wachten om gelezen te worden. Soms zie ik ergens (op een markt of zo) een boek liggen en dan móet ik het hebben. Vervelen is dus niet nodig.

Vanmiddag mocht ik me melden bij de psycholoog in het VUmc. De wachttijd was aanzienlijk korter dan die van het Helen Dowling instituut. De hoeveelheid tijd die er vanmiddag voor mij werd uitgetrokken was op zijn zachts gezegd royaal.

Vrijdag 21 februari

Dinsdag belde ik met de afdeling radiotherapie, om te vragen of er al bekend was wanneer de bestralingen beginnen. Ik hoor dat ik in het rood op een lijst sta, dat wil zeggen dat ik aan de beurt ben om ingepland te worden. Als ik de volgende dag niets hoor, mag ik op donderdagmorgen weer even terugbellen.

Donderdag, gisteren dus ga ik aan het klussen in het huis van Jeroen en Syta, maar voordat ik daarheen ga bel ik met de afdeling radiotherapie. Het is nog vroeg, maar er is reeds duidelijkheid. Vrijdag om 14.15 uur!
“Wat bedoelt u? Word ik dan gebeld?”
“Nee, dan krijgt u de eerste bestraling.”
Oeps, dan al. Dat is onverwacht snel, maar het is oké. Wat moet dat moet, dan kan het aftellen tenminste gaan beginnen.

Ik bel met de verzekering over het taxivervoer en als ik voldoende geïnformeerd ben, verkas ik naar het nieuwe huis van zoonlief. Gaatjes dichten in muren en de boel sauzen is een goede afleiding voor dat wat komen gaat.
Een aantal mensen stel ik op de hoogte van het feit dat het wachten morgen voorbij is en ik krijg veel bemoedigende en meelevende berichten. Het helpt!!

Vanmorgen weer naar zoonlief, met mijn autootje en tranen in de ogen. Die auto laat ik vandaag bij hem en zijn vriendin achter, want de komende tijd mag ik niet zelf rijden. In deze periode van klussen kunnen zij hem goed gebruiken, om lekker heen en weer naar de Gamma te gaan en naar de huidige woning.
Mijn autootje werd vakkundig afgekeurd voor het verhuizen zelf en terecht. Hoe krijg je al je spullen in een gemotoriseerde schoenendoos. Het is een fijn wagentje, maar inderdaad niet groot.

Jan haalde me op om naar het VUmc te gaan. Het was spannend.
Bij de balie wordt de gang van zaken uitgelegd en ik krijg een bestralingsschema voor de komende week. Vanwege drukte wordt er in het weekeind doorgewerkt. Duidelijk.

In de bestralingsruimte val ik met de deur in huis: “Ik ben bang.” Laten we maar vanaf het eerste moment duidelijk zijn. Men neemt de tijd om alles uit te leggen en om te luisteren waarvoor ik dan bang ben. We staan met veel mensen (laboranten, Jan en ik) om een enorm apparaat waarmee HET gaat gebeuren.
Dat apparaat maakt foto’s en zal straks mijn hoofd van alle kanten bestralen, want het gaat draaien. Ik denk dat ik het begrijp.
“Maar waar komen de stralen dan mijn hoofd binnen? Dit in verband met een eventueel haarstukje. Als het apparaat ronddraait vrees ik een kale ring op mijn schedel.”
Er wordt meteen gekeken of de radiotherapeut vanmiddag nog tijd heeft om mij gerust te stellen. Dat is niet het geval, maar maandag na de tweede bestraling zijn we welkom. Fijn dat er meegedacht wordt.

Ik word netjes in de juiste positie geplaatst, het masker wordt over mijn hoofd gedaan (nadat werd gevraagd of ik er klaar voor ben). Het zit best strak, slikken is lastig en mijn rechterneusgat zit dicht. Er wordt nog wat getekend en gemeten, Jan houdt mijn handje vast. Vervolgens verlaat iedereen de bestralingsruimte, want teveel straling is niet goed, behalve voor mij. Dat voelt raar. Ik ben ziek en voor mij is die straling niet schadelijk, voor degenen die gezond zijn wel.
Ik weet dat ik via beeldschermen in de gaten wordt gehouden. Er wordt netjes gezegd door een microfoon wat er allemaal gebeurt en vrij snel is de sessie voorbij.
“U heeft het goed gedaan.” (ik denk dat ze dat tegen iedereen zeggen)
“Fijn, wat heb ik goed gedaan?”
“U lag keurig stil.”
“Ja, ik heb geoefend tijdens het maken van de vele MRI-scans in de afgelopen jaren. Ik denk dat ik er talent voor heb…”
En, vooral niet onbelangrijk: het is in mijn eigen belang dat ik stil lig, de schade moet tot een minimum beperkt blijven.

Op weg naar huis doen we even wat boodschappen, alsof er niets gebeurd is.

De kop is eraf (nee niet de mijne) en het grote aftellen kan beginnen. Nog maar 32 keer en dan is het klaar. Ik plak mijn eerste stickertje op onze bestralingskalender.
Meteen bel ik even met het taxibedrijf waarmee onze ziektekostenverzekeraar een contract heeft. De jongeman die mij te woord staat zal alles doorgeven aan zijn baas. Het klinkt alsof ik nog niet zeker weet of ik dinsdag op tijd in het ziekenhuis zal zijn. Voor de maandag maak ik me geen zorgen, want dan gaat Jan weer mee.

Morgen maar weer lekker een muurtje schilderen, gewoon lekker bezig zijn. Best vermoeiend, maar liever moe van het klussen, dan van de bestraling!

We gaan ervoor
(excuses voor de lengte van het verhaal, er gebeurt ook zoveel)

Dinsdag 14 januari

Ik voel me wat doelloos, zonder werk en nog niet écht in behandeling, maar verder met een voor mijn gevoel gezond lijf. Om de dag loop ik hard, zodat ik met de best mogelijke conditie het behandeltraject inga.
Afgelopen zondag ging ik naar de kerk. We begonnen met het zingen van een lofpsalm:
“Juicht Gode toe…” Ik kon niet meezingen. Het juichen lukt even niet.

Om de doelloosheid wat op te vangen, ben ik gisteren met een grote klus in huis begonnen. Ons eikenhouten aanrecht, bestaande uit drie bladen, is voorzien van een laagje olie, ter bescherming van het hout. (Dat vonden we destijds zó mooi en nu nog steeds, maar het vergt wel veel onderhoud). Na een flink aantal jaar moet het blad weer eens opgeknapt worden. Dus lekker aan de slag met een schuurmachine en de nodige tegenslag (waar je bij klussen niet onderuit schijnt te komen). Uiteraard is het niet in één ochtend gefixt, zo houd ik nog wat over om de komende tijd te gaan doen. Als ik tenminste niet met een vriendin aan de thee ga, een beetje voor mijn werk bezig ben of een dagje sauna inplan.
Verder staan er voor de komende weken diverse bezoekje aan het VUmc gepland. De oncoloog en de radiotherapeut willen me graag ontvangen. Er moeten scans gemaakt worden en ook de neuroloog wil nog een afspraak. Hoezo doelloos?
Als ik er zo naar kijk, komt dat aanrecht echt niet klaar voordat de behandelingen beginnen.

Zaterdag 18 januari

Zowel eergisteren als gisteren werden we verwacht bij een arts in het VUmc.
Eergisteren maakten we kennis met de oncoloog, dr. van L. Een aardige dame, met een fors portie empathie en een in het oog springende bril, zodat ik haar wel bleef aankijken. Sowieso een goede gewoonte tijdens een gesprek. De empathie zorgde ervoor dat ik weer ging twijfelen over de nabehandeling.
Toen ze merkte dat ik na de operatie wel moeite had gekregen met het feit dat die operatie plaats heeft gevonden (alhoewel ik ook wel weet dat er niet veel keus was) zei ze:
“U hoeft natuurlijk niets. Als u het na-behandeltraject ingaat moet u er wel helemaal achter staan.”
Uiteraard legde ze de meerwaarde van bestraling en chemo nog eens uit. Volgens deze arts zouden de bijwerkingen van de chemo wel meevallen. Ik ga er maar even van uit dat ze het zelf niet geproefd heeft.

Op weg naar de auto lopen we even langs de inschrijfbalie, voor één of ander pasje, wat handig is met aanmelden.
“Mevrouw, mogen we een foto van u maken?”
“Ga uw gang, maar ik ben niet in de stemming om naar het vogeltje te lachen, heb net een lastig gesprek achter de rug.”
De foto komt dus niet in mijn plakboek.

Bij de betaalautomaat van de parkeergarage stond een lange rij, alsof we op een zaterdagavond het concertgebouw in Amsterdam verlieten. De prijs is ongeveer gelijk aan die van de parkeergarage bij het concertgebouw, belachelijk duur dus. Een euro per zeventien minuten, dat kan aardig oplopen.
Op weg naar huis voel ik mijn gedachten wiebelen. De deur om niets te doen lijkt op een kier gezet. Ik moet er zelf helemaal achter staan als we gaan na behandelen. Verwarrend dus. Had ik het gesprek nou maar opgenomen, dan kon ik het thuis nog eens naluisteren…

De volgende dag (gisteren dus) gingen we in de herkansing, wat betreft geluidsopname. We hebben een afspraak met dr. C, de radiotherapeut. De afdeling radiotherapie zit goed weggestopt op verdieping -2 van het ziekenhuis. Dat geeft het gevoel me op gevaarlijk terrein te bevinden.
Tijdens het wachten op de arts installeer ik nog snel even een appje op mijn telefoon, om geluidsopnamen te kunnen maken. Ik vraag de arts of hij daar problemen mee heeft. Dat heeft hij niet, zolang ik de opnamen alleen gebruik voor eigen gebruik en niet deel via Facebook of iets dergelijks. Ik heb geen Facebook en met wie zou ik die opnamen moeten/willen delen??
De arts is vriendelijk en legt uit dat het gesprek nú vast plaats vindt en niet nadat de MRI-scan in februari gemaakt wordt, omdat ik nogal wat vragen en twijfels heb. Fijn, ik word gezien en er wordt écht tijd genomen om serieus om te gaan met mijn twijfels en vragen.
Aan de hand van de beelden van de laatste scan bespreken we welk gebied in mijn hoofd in aanmerking komt voor bestraling. We vergelijken ook met beelden van zes jaar geleden. Dat schept duidelijkheid.
Mocht ik na de operatie gedacht hebben dat de ellende nu over was en dat er geen tumorweefsel meer in het hoofd zat, dan berust dat op een vergissing (Wishful thinking noemen de Engelsen dat). De tekeningen van de kleinkinderen toonden immers dat ik “eindelijk verlost!!” was van het spookje. Maar spookjes (zoals de mijne) in het hoofd krijg je nooit helemaal weg en dat weet ik eigenlijk ook wel.
We praten over protonen en fotonen, waarbij duidelijk wordt dat de kans op protonen-bestraling kleiner is dan we aanvankelijk hadden gedacht. Hij legt dat uit. Desondanks blijft het een moeilijk verhaal, het is moeilijke materie. (Ik luister het thuis nog wel een keer na, dat kan nu!)
“Dokter, kunnen we ook kiezen voor alleen bestraling en dan de chemo laten voor wat het is?”
“Dat zou erg onverstandig zijn, want de winst zit ’m juist in de combinatie van de behandeling.”
Aan de hand van een studie met mooie tabelletjes toont hij aan wat de winst is. Kans op langer leven en de tijd tussen behandelen en terugkomst van tumorweefsel zo lang mogelijk maken. Tja, als je dat bekijkt, lijkt het wel duidelijk wat ons te doen staat.
De eventuele gevolgen van bestralen op lange termijn worden besproken, die kunnen er zeker zijn, maar als het tumorweefsel groeit, kunnen dezelfde klachten optreden.
Aan het eind van het gesprek zeg ik:
“Dokter, iedereen kijkt zo ontzettend serieus. Mij bekruipt daardoor het gevoel dat de situatie nu erger is dan zes jaar geleden, ondanks de operatie.”
“Dat is ook zo, want uw tumorweefsel is van graad twee naar graad drie gegaan… Sorry, dat kwam er misschien wat plompverloren uit, zo was het niet bedoeld.”
“Geeft niet hoor, ik hou van duidelijkheid en eerlijkheid.”
Maar diezelfde eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik het niet leuk vond om dit te horen.
Er stond voor vanmiddag nog een CT-scan en het aanmeten van een bestralingsmasker op het programma. De arts stelt voor om dat uit te stellen tot begin februari. Dan kan het op dezelfde dag als het maken van de MRI-scan, die nodig is voor het bestralingsplan, wat opgesteld gaat worden. Het was genoeg voor vandaag.

Op weg naar huis, stoppen we even voor een drankje en napraten. De twijfels van gisteren en die deur die op een kier leek te staan om te ontsnappen aan vervolgbehandelingen is vandaag definitief gesloten.
Tijdens dat napraten gaat de telefoon (een half uur nadat we het ziekenhuis hadden verlaten). Het is dr. C. Hij wil zijn excuses maken voor die laatste opmerking en is bang dat hij te direct was. Ik kan hem geruststellen. Ik waardeer eerlijkheid en hou er niet van als mensen om de hete brij heen draaien. De arts is duidelijk opgelucht na mijn reactie. Ik waardeer het erg dat hij nog even terugbelde. Hij geeft een betrokken indruk en kan nu vanavond toch lekker gaan slapen. Hij wel… Het is nacht als ik deze blog schrijf en ik hoop dat de dokter slaapt.

Thuisgekomen luister ik het gesprek nog eens na, handig die opname functie op de telefoon. Had ik eerder gebruik van moeten maken. Er volgen ongetwijfeld nog meer gesprekken die belangrijk genoeg zijn om op te nemen, dus niet te laat.

Vrijdag 24 januari

Om kwart voor vijf rol ik mijn bed uit. Het slapen is een ‘dingetje’, concreter: het niet slapen ‘s nachts of het belachelijk vroeg wakker worden ’s morgens is een probleem. Het vermoeit me en lost weinig tot niets op.

Vandaag mag ik me om half negen in Hilversum in het ziekenhuis melden, voor een infuus in verband met mij auto-immuun aandoening, waardoor het Hb nogal eens uit de bocht vliegt. Ik denk dat ik op tijd ben…
De komende vier weken mag ik me iedere week op vrijdagochtend melden. Dit heeft overigens niets met het tumorgebeuren te maken. Ik krijg het er gratis bij. Het wordt wel een beetje veel tegelijk.
Met het infuus van vandaag en de komende weken hopen we (de artsen en ik) dat de afbraak van rode bloedcellen de komende tijd wordt tegengegaan en het Hb stand houdt. Liefst ook in de periode van chemo die er aan zit te komen.

Begin februari worden er scans gemaakt en een bestralingsmasker. Tot die tijd is het wachten en zorgen dat ik mezelf op een leuke manier bezig houdt. Dat laatste lukt redelijk. Ondanks dat ik mijn werk erg mis, vraag ik me soms af hoe ik dat er altijd bij deed. De agenda is soms erg vol.

Zo ging ik afgelopen week een dagje naar de sauna in Groningen, heerlijk ontspannen en bijpraten met een lieve vriendin. De reis zat vol hindernissen, helaas. Dat kwam door onze nieuwe auto, die we vanaf begin december hebben, De eerste weken mocht ik er niet in rijden, in niet één auto overigens, dat mocht pas drie maanden na de operatie. Vanaf de kerst rij ik weer, fijn die vrijheid. Maar in de nieuwe auto had ik nog weinig ervaring in mijn eentje. Meestal zat Jan erbij als ik reed of hij was de chauffeur. Voor een nieuw dashboard met een mooi touchscreen had ik geen belangstelling getoond.  Voor het ritje naar Groningen had ik bedacht de nieuwe auto beter te leren kennen. Dat is gedeeltelijk gelukt, en hoe?
Bij het instellen van het navigatiesysteem ging het fout, want ik kwam op plaatsen waar ik nog nooit van had gehoord, alhoewel ik het ritje wel vaker maak. Op de terugweg raakte ik helemaal verdwaald. Het was erg donker en mistig, de weggetjes waar ik over reed waren smal, met aan beide zijden een sloot/vaart. Dat kon ik niet goed onderscheiden, want het was zó donker, zeker toen ik me bemoeide met het knopje van de lampen en ze van ‘standje’ automatisch afhaalde. Plotseling zag ik écht niets meer, griezelig. Het duurde voor mijn gevoel uren voor ik de snelweg bereikte en weer en route was. Het was allang etenstijd geweest en van ellende belandde ik bij de Mac Donald, een plaats waarvan ik mezelf ooit beloofd had er nooit meer te eten.
Na het eten (had ik voedsel op of was het maagvulling?) ging de rest van de rit voorspoedig en was ik blij dat ik halverwege de avond veilig thuis was.
Dus mocht u zich afvragen wat ik in mijn zeeën van tijd doe: dit dus.

Verder belde ik deze week nog even met de radiotherapeut. Hij had gezegd dat ik altijd mocht bellen. We hadden hem vrijdag gesproken en uiteraard borrelden er in het weekeind nog wat onduidelijkheden op.
De arts nam de tijd om mijn vragen te verhelderen, maar de materie (mijn hoofd en de behandeling) is zo ingewikkeld, dat ik hem dankbaar ben voor de uitleg, maar bang ben dat ik het protonenverhaal (of het juist geen protonenverhaal) nog niet goed heb begrepen.

Ik heb ook nog maar eens een belrondje gedaan naar diverse Nederlandse ziekenhuizen, waarvan ik weet dat er hyperthermie gegeven wordt. Zou ik er nú wel voor in aanmerking komen? Zes jaar geleden niet, dat is waarom ik in Duitsland behandeld wilde worden. Ook nu is het, in mijn situatie, niet mogelijk in Nederland.
Tijdens het bellen wordt er vaak gevraagd: “Heeft u een ogenblikje?”
Op mijn meest cynische momenten denk ik dan: ‘Een ogenblikje maar? Ik heb een heel jaar de tijd!!’ Dus rustig wacht ik vervolgens op mijn beurt.
Ik weet dat als ik dat perse weer hyperthermie zou willen, dat ik weer terug naar Duitsland zou moeten, maar heb geen zin om het hele circus van verhuizen van mijn dossier nog eens overhoop te moeten halen. In het VUmc voelen we ons goed gehoord, gezien en begrepen. Ook het behandelvoorstel lijkt goed doordacht. We gaan ervoor!!
We ervaren ook hoe prettig en makkelijk het is om in je eigen taal te kunnen communiceren met artsen, zonder taalbarrière. In Duitsland hadden we de hulp van tolken tot onze beschikking, maar even snel een vraagje tussendoor stellen of een bepaalde emotie in woorden vangen was lastig.

Inmiddels is een klein deel van het aanrecht geschuurd en in de olie gezet. Het zijn niet de leukste klusjes, maar het geeft wel veel voldoening (en zere schouders en handen).

Een afspraak met een vriendin (die me wil komen bezoeken) heb ik gewijzigd. “Weet je wat, ik kom naar jou toe, nu heb ik nog de vrijheid om auto te rijden, zodra de bestraling start is het uit met de pret.” Ik denk dat ik met mijn eigen kleine vertrouwde autootje ga, geen gedoe met een onbekend navigatiesysteem, lijkt me fijn.
Dat autootje moet deze week gekeurd worden. Daarna kan ik de sleutels aan de wilgen hangen, dat is zuur.
Wat nog meer zuur is: het zien van een vacature voor een tijdelijke praktijkondersteuner voor mijn werkplek. Ik begrijp dat er vervanging gezocht moet worden, maar tranen schieten in mijn ogen als ik het zie. Ik ben absoluut geen workaholic, maar hou erg veel van mijn werk en mis het nu ook heel erg.

Een etentje (ook deze week) met collega’s was erg leuk, maar ook confronterend.
Blij ben ik met mijn fysiek goede conditie, die ik op peil hou door geregeld hard te lopen en te wandelen. Dat geeft weer energie.

Zaterdag 25 januari

De eerste dosis van de immuuntherapie zit erin. Het werd gisteren per infuus gegeven, op de afdeling van de chemotherapie. Ook de bloedtransfusies kreeg ik steeds op een afdeling waar ook chemo werd gegeven. Laat ik het maar zien als de warming-up voor wat komen gaat dit jaar. Alhoewel warming-up wellicht niet het juiste woord is.
Als ik thuis kom ben ik erg moe en heb ik het steenkoud (bijwerkingen die overgaan). Er wordt driftig bijgeslapen op de bank en Jan is de kok vandaag. Ik roep vanaf de bank:
“Jan, pas je op met vocht op het aanrecht, want ik heb nogal wat werk verricht om het weer netjes te krijgen.”
Het eten was lekker. Met nog een extra paracetamolletje achter de kiezen kruip ik op tijd mijn bed in.

Dinsdag 28 januari

Gisteravond belde Alida mij op, uit naam van Morris. Ze hadden het erover gehad wat hij morgen wilde gaan doen. Hij had bedacht te gaan wandelen, met oma Joke in het bos.
Strak plan!!
Oma Joke laat subiet alles wat ze van plan was, voor wat het is. Dit is van belang!
Het is geen wandelweer, dus in één van mijn favoriete restaurants (naast het bos) zakken we neer voor thee en een goed, gezellig gesprek. Voor Morris is er voldoende te spelen. Alida vraagt of ik in het voorjaar nog mee doe met de City Run.
“Nee kind, ik had me al ingeschreven, maar toen ik hoorde wat er dit jaar te doen staat heb ik de inschrijving geannuleerd (met pijn in het hart).”
Ze zegt dat ze van plan is voor mij (en voor zichzelf) te lopen (Dat heeft ze zes jaar geleden ook gedaan, toen ik dik onder de chemo zat) en ik ben ontroerd door dit gebaar. We hebben het even over het trainen, want zo vaak loopt ze niet hard.
“Pas op voor blessures kind!!”

We hebben het ook nog even voor mijn angst voor haaruitval tijdens de chemo, waarvan de artsen zeggen dat het vaak wel mee valt (maar hoe weet ik of dat voor mij ook geldt?) Zij ziet wel een voordeel van haaruitval:
“Dan hoef je je benen niet meer te scheren mam.”
Dat lijkt me geweldig, vooral in de zomermaanden: Ik ga ervoor!

Omdat ik zo opzie tegen dit jaar en wat komen gaat, vergeet ik soms dat het best goed is dat de behandelingen mogelijk zijn. Pas als me daarnaar gevraagd wordt, realiseer ik het me. Er is reden om dankbaar te zijn!
Eigenlijk gold dat ook voor de operatie, waar ik uiteraard nog steeds de lol niet zo van inzie. Maar het is wel goed dat het mogelijk was.
Geregeld is mijn omgeving positiever over alles wat mogelijk is in deze tijd, maar mijn omgeving hoeft de behandelingen niet te ondergaan. Het maakt dus nogal uit vanuit welke invalshoek je de situatie bekijkt.

Donderdag 30 januari

Een babbeltje met de huisarts over wat er allemaal gebeurt leert me nog eens dat mijn situatie ernstig is en dat ik met een acceptatieprobleem te maken heb. Ja, dat zou zo maar kunnen.
“Mevrouw, ze gaan in het VUmc geen zware behandeling voorstellen als er niet iets ernstigs aan de hand is. Ik begrijp dat dat moeilijk te vatten is, juist omdat u zich nu zo goed voelt. Ik denk dat u wel wat hulp kunt gebruiken om dat te verwerken en zal u een verwijzing meegeven voor het Helen Dowling Instituut.”
“Dank u wel voor het luisteren dokter.”

Het Helen Dowling Instituut (HDI) biedt hulp bij de emotionele verwerking van kanker. Uiteraard bekijk ik de website. Naast vast prima zorg,  hebben ze ook een enorme wachttijd. 18 weken maar liefst. Lastig voor diegenen die hulp nodig hebben en waarvoor de tijd dringt.
Hun website laat een filmpje zien van een jonge man, die van de bestraling (ook in het hoofd) zo moe is geworden dat hij slechts één keer per dag de trap op kan lopen en nauwelijks energie heeft om een stapel boren in de kast te zetten. Ik word bang en niet een klein beetje…

Voor deze donderdag staat de hersenoperatie van de echtgenoot van een bekende op het programma. Wat hoop ik dat het goed zal gaan vandaag, voor hemzelf en voor zijn gezin.

Afgelopen week moest mijn kleine autootje naar de garage voor de APK keuring. Op de dag van de keuring belt de monteur op:
“Er zijn nog wat probleempjes gevonden aan uw auto, los van datgene wat nodig is voor de keuring.”
Ik krijg een déjà vu. Zes jaar geleden had ik een klein rood autootje, wat niet door de keuring kwam, op het moment dat ik niet mocht autorijden. Gaan we het nu weer beleven?
De kosten blijven oplopen.
“Zorg maar dat de auto APK goedgekeurd wordt en laat de rest maar zitten. En kijk ondertussen maar uit naar wat anders voor mij, zodat we zaken kunnen doen en ik deze auto kan inruilen.”
Voor dit moment wil ik graag een goedgekeurde auto. De behandeling is nog niet begonnen en ik wil nog even van de vrijheid genieten. Een dag later staat de garagehouder op de stoep, met een goedgekeurde auto en de rekening.

Maandag 3 februari

Afgelopen weekeind gingen we er even tussenuit. Ondanks dat ik daar veel zin in had, versliep ik me op vrijdagmiddag bijna, toen Jan iets eerder uit zijn werk kwam, zodat we echt een lang weekeind zouden hebben.
Dat slapen kwam door het anti-allergie-middel, wat me in de ochtend was toegediend in het ziekenhuis in Hilversum, als bijlage bij de immuuntherapie. Je kon er slaperig van worden. Ik heb er in die zin veel plezier van gehad, dat ik me iedere middag, zonder schuldgevoel kon verschansen onder een dekbed.

We verstopten ons in een hotel in de buurt van de Veluwe. Op zaterdag was het wandelweer en daar maakten we gebruik van. We gingen eruit om wat zaken te vergeten. Nou, vergeet het maar… Al wandelend kan er van alles door je hoofd spoken.
Na het wandelen nam ik een bad, werd slaperig en vervolgens bang voor een verdrinkingsdood. Concentreren op een boek lukte ook al niet, dus hup uit bad en in bed.

Vanmorgen moesten we ons melden in het VUmc, in verband met de voorbereidingen voor het bestralen. (Ik moet tegenwoordig opletten dat ik me op het juiste moment in het juiste ziekenhuis meld).
Op weg naar de juiste afdeling maak ik bij de inschrijfbalie een tussenstop. Een paar weken geleden liet ik daar een patiënten-pasje maken en toen werd er een foto gemaakt, op het moment dat we een lastig gesprek achter de rug hadden. Die foto is op z’n zachtst gezegd niet goed gelukt. Dus vandaag voor de herkansing, en wel voordat er moeilijke dingen komen.

Op de MRI-afdeling kunnen we ons melden door middel van het scannen van het pasje, dat ik sinds een paar weken heb. Op een scherm verschijnt een vragenlijst, met de antwoorden die ik thuis al had ingevuld. We vinden dit een nogal onpersoonlijke entree, maar dat wordt meer dan goedgemaakt door de prettige manier waarop ik word geholpen. Nog voordat mijn jas aan de kapstok hangt, mag in binnenkomen. Jan mag op mijn verzoek ook even mee de onderzoeksruimte in, zodat hij met eigen ogen kan zien hoe dat eruit ziet. Als het echte werk begint, mag Jan op de gang plaatsnemen. Ieder zijn plek.
Ik neem plaats op de onderzoekstafel en doe ik mijn wollen sokken aan, zodat duidelijk is dat ik niet voor mijn zweetvoeten kom. In de afgelopen zes jaar heb ik inmiddels ruim twintig MRI-scans gehad en altijd krijg ik het wat koud. Ik vraag meteen om een warm dekentje.
Vandaag werd er door de microfoon steeds duidelijk gezegd hoe lang een bepaalde opname zou duren. Sympathiek, maar niet minder lawaaiig. Van de muziek (die er deze ronde bij aan werd gezet) hoorde ik weinig, vanwege de herrie in het apparaat.

Het masker maken, wat nodig is voor het bestralen (zodat ik altijd op de millimeter nauwkeurig hetzelfde kom te liggen en waarop aantekeningen worden gemaakt) en de CT-scan volgden snel. Halverwege de ochtend ben ik klaar. Bij het weghalen van een infuusnaaldje uit mijn arm, wordt gevraagd of ik bloedverdunners gebruik (zo kan de radioloog inschatten hoelang en hoe stevig hij de prikplaats moet dichtdrukken). Nee, ik gebruik geen bloedverdunners en sinds kort drink ik vaker 0.0 wijn dan wijn mét alcohol, dus ook daarvan zou mijn bloed niet dun zijn geworden.
Met de radioloog bespreek ik waar je lekkere alcoholvrije wijn kunt kopen. Een leerzaam consult, voor hem in dit geval.
Men verwacht dat er over één à anderhalve week begonnen kan worden met de bestraling. Ik zie er nog steeds erg tegenop.
Jan wil me na al deze onderzoeken graag thuisbrengen, maar dat aanbod sla ik af. We komen vlak langs zijn werk. Ik zet hem af en vanavond rijdt hij met een collega mee naar huis. Zo kan ik nog even zelf de regie/het stuur in handen houden.

Dinsdag 4 februari

Het schijnt vandaag ‘Wereldkankerdag’ te zijn. Wat houdt dat in? Wie heeft hier iets aan?

Wat ik echt belangrijk vind aan deze datum is dat het de geboortedatum van onze schoondochter is. Verder zijn een vriendin van mij en een collega van Jan jarig op deze dag. Wat een feest! Verder ben ik er niet mee bezig.

Een dag later lees ik in de krant in een klein artikeltje dat de Europese Unie de strijd tegen kanker wil opvoeren. Volgens de Europese Commissievoorzitter mevrouw van der Leyen draait het bij de bestrijding van kanker om vier hoofdzaken: 1. preventie, 2. onderzoek, 3. vroege diagnose en vaccinaties en 4. gelijke toegang tot medische zorg in de Europese Unie.
“De wetenschap stelt dat 40 procent van de kankergevallen kan worden voorkomen. Toch gaat gemiddeld slechts 3 procent van de begrotingen voor volksgezondheid naar preventie”, aldus mevrouw van de Leyen.
Voor de meeste van haar punten is het voor mij al wat laat, alhoewel onderzoek nog wel van nut kan zijn.

Zaterdag 8 februari

Het was weer een weekje van ziekenhuisbezoeken, waarbij op donderdag een gesprek met de neuroloog naar aanleiding van de scans van afgelopen maandag. Niet heel spectaculair als je de beelden van mijn hersenen met tumorweefsel al zo’n zes jaar geregeld ziet. Maar confronterend voor Alida, die mee was en schrok van wat er in het hoofd van mams spookte.
De neuroloog had het over wat toename van witte stof. Dat kan in de hersenen heel veel betekenen. In mijn geval lijkt het op een reactie van het weefsel rond de operatieholte. Ik had via mijn online dossier de uitslag van de MRI-scan al kunnen bekijken, dus was voorbereid op de uitleg van de arts.
Gelukkig had ze tijd voor mijn ‘bescheiden’ waslijstje met vragen.
We spreken af dat we elkaar weer zien als de bestraling voorbij is en de behandeling met de chemo begonnen is.

Gisteren meldde ik me weer in het ziekenhuis in Hilversum voor mijn wekelijkse infuus met immuuntherapie. Voor de derde week op rij neem ik een dik boek mee, waar ik weer niet aan toe kom, doordat mijn ogen zo zwaar worden. Volgende keer maar thuislaten, dus.
Vanuit het ziekenhuis rol ik ’s middags weer in mijn eigen bed en ’s avonds hang ik moe en lusteloos op de bank, met dank aan het anti-allergie-middel. Het werkt uitstekend: een allergische reactie blijft uit. Top-spul!!

Om mijn ‘wachttijd’ te doden ben ik, naast het opknappen van het aanrecht, begonnen met een ander klusje.
Ooit had ik het met een collega over het wegdoen van de kleding van mijn overleden moeder, iets wat ik moeilijk vond. Zij opperde om er een quilt van te maken.
Ik maak geen quilt, maar  kussenhoesjes van patchwork. Een techniek die ik niet eerder gebruikt heb, maar mijn nicht hielp me op weg, waarbij bepaalde truien en vesten werden afgeserveerd als niet geschikt voor dit doel. Het is een precies werkje, leuk voor iemand die wel handig is met naald en draad. Maar het is ook een emotioneel werkje. Tijdens het knippen en naaien ruik ik mijn moeder weer en is ze heel dicht bij. Fijn in een periode waarin ik het op zijn zachtst gezegd lastig heb.

Ik ben dol op bergen, met name aan de Franse Pyreneeën heb ik mooie herinneringen. We hebben daar veel gewandeld en zelfs doorheen gefietst. Soms was het afzien, maar altijd de moeite waard om boven te komen. Het uitzicht was onze beloning voor het klimmen en zweten.
Nu doemt er dit jaar een ander soort berg voor me op. Ik probeer er overheen te kijken, maar merk dat ik dat lastig vind. Ik zie als een berg op tegen datgene wat gaat komen. Ik zal er niet overheen gaan, maar er doorheen moeten.
Mijn levensmotto is: ‘Als je iets wilt bereiken, ga er dan voor, dan lukt het ook!’
Zo wil ik dit jaar en deze berg gaan bedwingen!

Wat moet, dat moet ☹️

Maandag 6 januari

De afgelopen weken was ik in gedachten steeds bezig met het eventuele nabehandelingstraject, wat zowel in Duitsland als in het VUmc wordt voorgesteld.
Ik zie er erg tegenop, en tijdens het gesprek in Amsterdam (half december) bleek dat we nog tot 6 januari moeten wachten op meer duidelijkheid. Mijn casus moest nog in een MDO (multi disciplinair overleg) worden besproken en vanwege de feestdagen en drukte zouden we op 6 januari een nieuwe afspraak hebben bij de neuroloog.
De afspraak hangt als een zwaard van Damocles boven mijn hoofd. Ik ben zo bang voor bestraling en vooral voor de gevolgen op lange termijn, dat ik overweeg er gewoon niet aan te beginnen, mits de arts met goede argumenten zou komen. Mijn vragenlijst had ik in december al achtergelaten in het VUmc. Mijn standpunt en angsten waren duidelijk.
De afgelopen tijd heb ik mijn vragenlijst nog een aantal keren minutieus doorgenomen, waarbij ik niets over het hoofd wilde zien. Het voelde alsof ik een groot examen moest doen. Jan begreep mijn angsten wel, maar zei dat ik niet hoefde te slagen en de antwoorden niet hoefde te bedenken. Daar zijn de artsen voor, om mijn vragen te beantwoorden.

Nadat alle nieuwjaarswensen zijn uitgewisseld (veel geluk en gezondheid, heil en zegen werd gewenst) en de feestdrukte voorbij is, is het eindelijk 6 januari.
Om de zinnen te verzetten ga ik in de ochtend even een lekker stuk hardlopen. Daar knapt een gespannen mens van op. Thuisgekomen was er nog net tijd over om te douchen en hup, in de auto. Op naar het VUmc. We wachten best lang en uit verveling rommel ik wat op mijn telefoon en bekijk een filmpje. Vraag me niet waar het over ging, maar door dat filmpje hoor ik het niet als de arts me uit de wachtkamer roept. In de spreekkamer komen er nog allerlei geluidjes uit mijn tas: tja, dat filmpje…

Precies waar ik al bang voor was gaat gezegd worden. In het MDO is besproken dat het in mijn situatie heel verstandig zou zijn om na de operatie te gaan nabehandelen, en wel in de vorm van bestraling en vervolgens een paar zware chemokuren. Mijn ogen schieten vol. Shit hé…
De reden is ook snel duidelijk: het is bekend dat met een operatie hersentumoren nooit voor 100% verwijderd kunnen worden. Je zou na zo’n operatie een wait-and-see-beleid kunnen voeren zoals de afgelopen jaren is gedaan. Maar bij het weefselonderzoek na de operatie is gebleken dat het weefsel is gepromoveerd van graad 2 naar graad 3. Dat betekent dat de resten die er nog zitten van de agressieve soort zijn. Volgens de deskundigen is daarom het risico te groot om nu niets te doen. Als dan later (niemand die weet wanneer) de tumor actief wordt, dan is het misschien te laat en is het onvoorspelbaar of er dan nog iets gedaan kan worden.

Het goede nieuws is dat hersentumoren tegenwoordig bestraald kunnen worden door middel van protonenbestraling (in plaats van met fotonen) waardoor de kans op schade op de lange termijn (precies waar ik zo bang voor ben) aanzienlijk kleiner zal zijn.
Het andere goede nieuws is dat ik gezien word als een jonge vrouw, die een goede conditie heeft en die dus wel een zware chemokuur aankan. Dat eerste wil ik graag horen, het tweede is waar, en het laatste moeten we nog maar afwachten.
Het voorstel is om een afspraak te maken met de radiotherapeut en de oncoloog. Dr. B. ken ik nog van zes jaar geleden. Ik leg uit dat ik het een beste man vond, maar dat hij tijdens de consulten wel erg vaak zijn telefoon aannam en best onaardig deed toen ik tegen zijn zin in koos voor hyperthermie in Duitsland.
Er zijn twee oncologen waar ik naar toe kan worden verwezen. Dit gezegd hebbende denk ik dat ik niet naar dr. B. verwezen zal worden. We gaan naar huis, een beetje uit het veld geslagen. Er komt dus weer een zwaar jaar aan, terwijl ik eigenlijk had gehoopt dat het na de operatie wel eens klaar zou zijn, met het gedoe in mijn hoofd.

Op weg naar huis stoppen we even bij één van onze favoriete restaurantjes. Ondanks onze ‘dry january’ bestelt Jan dubbele whisky. Eén voor hem en één voor mij. Nu we hier toch zijn: doet u er maar een stukje kaas bij.
Ons hoofd staat niet naar boodschappen doen, dus thuisgekomen grut ik wat uit de vriezer en gebruik een restje groente wat er nog ligt van het weekeind en flans een eenvoudige ovenschotel in elkaar. Het smaakt goed, met een 0.0% wijntje erbij. (op dat gebied schijnt veel te ontdekken te zijn)
Vervolgens word ik een paar keer gebeld en zelf bel ik een aantal mensen op. Het praten over wat er gaat komen helpt om het op een rijtje te krijgen en ook om het nieuws écht te laten landen.

Ondertussen eet ik ongegeneerd uit een pak chocoladekoekjes. Dat zal ik uitleggen: u weet dat ik sinds het weten van een tumor in mijn hoofd geen suiker meer eet, omdat tumoren van suiker houden en ik geen zin heb om het ding te voeren. Onze oudste dochter kwam een poos geleden een bon tegen, waarmee je een “Box vol liefde’ kon bestellen, voor iemand van wie je houdt en van wie je denkt dat die persoon het goed kan gebruiken. Zij dacht liefdevol aan mij, maar had er geen idee van wat de inhoud van zo’n box zou zijn.
Rond de kerst werd er bij mij een ‘Box vol liefde’ bezorgd. Het was een kartonnen doos, die vol bleek te zitten met ongezonde dingen. Veel koek en chocola.
Liefdevol vraag ik aan haar: “Wil je me dood hebben?”
Het was echt goed bedoeld, maar niet erg aan mij besteed. Veel uit die box heb ik weggegeven of weggegooid (collega’s op kantoor van Jan zitten nu liefdevol opgescheept met de koekjes), maar de allerlekkerste hield ik zelf, voor het geval dat ik het nodig zou hebben. Nu dus. De doos zelf heb ik het afgelopen weekeind samen met kleindochter Bridget omgebouwd tot een televisie.

Een dag later:
Ik duik de keuken in en maak de afzuigkap schoon, zo’n klus die ik altijd voor me uitschuif. Nu dus niet, want nu heb ik de energie nog, wie vertelt me hoe dat er over een paar weken uitziet?

De neuroloog had gezegd: “Als u binnen twee weken niets hoort over vervolgafspraken (met radiotherapeut, MRI scan of oncoloog), dan kunt u zelf contact opnemen met de verpleegkundig consulenten”.
De twee weken zijn nog lang niet om, maar ik besluit maar vast eens te bellen, dan weet men dat ik weer in het land ben.
Ik spreek één van de verpleegkundig consulenten. Er wordt gewerkt aan de afspraken en over de afspraak met de oncoloog hoor ik nu een concrete datum.
Een gesprek met de radiotherapeut is pas zinvol als er een MRI scan is gemaakt. Ik bel met het MRI centrum en hoor dat de scan gepland staat voor de eerste week van februari. Zo bleek de neuroloog het aangevraagd te hebben. De mevrouw die ik spreek begrijpt best wel dat ik dat lang vind duren, maar kan er niets aan veranderen. Dan had de neuroloog het anders aan moeten vragen. Tevens: er is eerder geen plaats. Vervolgens bel ik nog even met de poli neurologie, of de afspraak misschien niet wat eerder kan. Ik word even in de wacht gezet, zodat de assistente ruggespraak kan houden.
“Ik hoor van de verpleegkundig consulent dat u haar zojuist ook gebeld heeft. Maar helaas, we moeten ons houden aan wat de planning van de MRI kan regelen. Mocht u het prettig vinden, dan mag u volgende week nog een keer terugbellen, misschien dat er ergens een gaatje in de agenda komt, waar u dan tussen past.”
Oeps: het grote (af)wachten gaat beginnen. Die afzuigkap had dus best nog even kunnen wachten☺️
Eén van de grote nadelen van patiënt zijn: afhankelijk van wat een ander voor je regelt of plant.

Woensdag 8 januari (Jeroen is jarig!!!)

Nu de beslissing over nabehandelen dan eindelijk is genomen, geeft dat enerzijds rust, maar het zorgt uiteraard ook voor de nodige onrust in mijzelf en bij mijn omgeving.
Zoals de artsen naar mijn situatie kijken, lijkt het allemaal veel erger, dan hoe ik het ervaar. Ik voel niets en heb nergens last van.

Ik blik terug op de afgelopen zes jaar:
Toen ik net de diagnose kreeg was ik zwaar onder de indruk, maar zag geen levensgevaar, want de tumor was niet zo heel kwaadaardig (slechts graad twee) en was langzaam groeiend.
Het jaar van behandelen in Duitsland was pittig, maar te doen.
Fysiek voelde ik me daarna weer helemaal top en de tussentijdse scans lieten zien dat het rustig was in mijn hoofd.
Mijn leven stond weer gewoon op de rails, met werken, hardlopen en zo af en toe een lange fietsvakantie. Eigenlijk niets aan de hand.
Totdat er vorige zomer in Duitsland plotseling over opereren gesproken wordt.
Dat was echt heftig, maar zelfs na de operatie vroeg ik me wel eens af of dat nu allemaal echt nodig was geweest. Mijn huisarts legde uit dat ze niet zomaar je schedel openen. (Dankjewel, nu snap ik het ook weer)
Was ik naïef om te denken: ‘als ik geopereerd ben, is de rommel eruit en kan ik weer verder waar ik gebleven was’?
Wellicht… Hoop doet leven, is het niet!?

Al voor de operatie werd het woord bestralen genoemd, daarna ook nog een paar keer. Ik wilde het niet horen, vroeg de artsen zelfs hun mond hierover te houden. Geregeld werd geprobeerd door dit muurtje van mij heen te dringen. Ik hoorde alleen maar ‘als we moeten bestralen, wilt u dat dan in Nederland of in Duitsland laten doen?’
Het woordje ‘als’ heb ik voor het gemak geïnterpreteerd als dat het nog niet zeker was. Achteraf noem ik het zelfbescherming. Stapje voor stapje was mijn devies.

Toen er in november in Duitsland serieus werd geadviseerd om te bestralen, was ik een soort van verbaasd. Jan friste mijn geheugen op. “Joke, dit is inmiddels meer dan drie keer tegen je gezegd, maar je wilde er niet over praten.” Dankjewel Jan, nu weet ik het weer.
Oké, als het dan echt moet, dan graag dichterbij huis, maar liever helemaal niet.
Na de operatie ben ik weer helemaal opgeknapt, dus voor mijn gevoel is er weer niet zoveel aan de hand. Dat is misleidend, want het tumorweefsel is wel kwaadaardiger geworden in de afgelopen jaren en de artsen weten niet hoe het zich zal gaan gedragen.
Afgelopen week viel het doek, ik kom er voor mijn gevoel niet onderuit, tenzij ik heel onverstandig wil zijn en tegen het advies van de artsen wil ingaan.

Ook afgelopen maandag had ik weer ‘problemen’ met mijn gehoor en/of geheugen. Laat Jan nu net alle meest vervelende dingen die de arts zegt goed opvangen en thuis vertalen en herhalen… Bij een volgend consult, met welke arts dan ook, gaan we het gesprek opnemen!!

Vrijdag 10 januari

Ik wil graag positief blijven, maar gisteren lukte dat even niet. Plotseling voelde het weer als zóóó vervelend dat ik een jaar niet naar mijn werk kan.
Als ik thuis vandaan wil inloggen op de computer van het werk, blijk ik door die actie andere mensen in de weg te zitten. Teveel mensen met te weinig computers, of zoiets. En de computers op locatie gaan uiteraard vóór, want daar zitten de patiënten te wachten.
Afgelopen week ben ik even op de andere werkplek geweest, waar ik afspraken heb kunnen maken om op beperkte schaal fysiek aanwezig te zijn, om me met administratieve taken bezig te houden.

Op sommige momenten app ik even naar Jan: “Mag ik je nu even bellen?”
Dat kan, want Jan kan zich op dit moment slecht op zijn werk concentreren, dus tijd genoeg voor een huilende echtgenote aan de telefoon. Het lucht op, maar lost niets op! Jan is als altijd solidair: zo heb ik angst voor concentratiestoornissen na afloop van bestraling, en op voorhand kan Jan zich niet concentreren.
Er gaat de laatste tijd veel aandacht naar mij uit. Superlief allemaal, maar wilt u Jan niet vergeten. ‘Partner van’ schijnt een vak apart te zijn, laat ik me vertellen.
’s Avonds verzucht ik tegen Jan: “Mijn activiteit van de dag was een bezoekje aan de tandarts.” Hoe ver kan je komen als actieve vrouw?

Inmiddels heb ik mijn inschrijving voor de Hilversum City Run, in mei, ook maar vast ongedaan gemaakt. Dat gaat ’m niet worden dit jaar.
Ik moet het komende jaar mijn tijd op een andere manier gaan gebruiken. Als straks de mallemolen van bestralen en chemokuren draait, zal de invulling vanzelf komen. Kots-emmertjes had ik een aantal jaren geleden al gekocht (in mooie felle kleurtjes).

Mijn omgeving snapt niet altijd goed waar ik precies beland ben in het proces van ziek zijn en behandelen. Ik begrijp het, omdat ik het zelf ook geregeld niet meer weet. Dat levert soms lastige gesprekken op.
Zo moet ik uitleggen dat ik in september nog om uitstel van de operatie vroeg, maar nu wel heb besloten het voorgestelde behandeltraject te volgen en als het dan toch moet, graag zo spoedig mogelijk. Dat lijkt tegenstrijdig, ik begrijp dat niet iedereen mijn gedachtekronkels kan volgen. Ik kan het maar net zelf volgen. De beslissing over al dan niet laten bestralen is overigens een flink hoofdpijn dossier is geweest, .

Afgelopen nacht kon ik niet goed slapen. Ik kroop achter de computer en heb een lesje schei-/natuurkunde gevolgd, op HAVO niveau. Nu weet ik precies wat een proton is en dat is belangrijk, voordat die dingen straks door mijn hoofd suizen.
Een proton is een onderdeel van een atoom. (positief geladen, ik heb behoefte aan positieviteit!). Samen met een neutron en een elektron vormt dat het kleinste deeltje (de atoom).
Ik was trots op het geleerde, maar als ik het zo opschrijf is het nog wel een beetje abstract.
Over protonentherapie lees ik het volgende: “Uniek aan de protonen is dat deze zodanig worden afgesteld dat ze hun volledige stralingsenergie precies op de juiste plaats in de tumor afgeven.” Nadat ik dit gelezen heb, val ik weer gerust in slaap.
Heb ik vroeger op school dan zitten slapen tijdens de scheikunde les? Of hebben we het over natuurkunde? Wellicht, dat weet ik niet meer. Wel weet ik dat de docent totaal niet inspireerede. We hadden scheidkunde tijdens het eerste lesuur, op een reformatorische school. De docent besteedde meer tijd aan het reformatorische deel, dan aan de scheikunde. Een groot deel van de les ging op aan de dagopening: Bijbellezen en bidden. Dat is uiteraard zinvol, maar gaf weinig inzicht in atomen en protonen. Dus moest ik het vannacht zelf uitzoeken.

Vanmiddag werd ik gebeld voor een afspraak bij de radiotherapeut, volgende week al. De afspraak gaat een hele middag duren. Het behelst een intakegesprek, het maken van een scan en het aanmeten van een masker (voor de bestraling).
Fijn, het wachten is dus eindig.
Als ik de telefoon heb neergelegd komen de vragen, dat zal je altijd zien. Dat aanmeten van een masker zit me niet helemaal lekker. Betekent dat dan dat ik in Amsterdam bestraald ga worden? Maar daar hebben ze geen protonen, juist datgene wat me over de streep trok.
Ik bel terug: het antwoord blijft een beetje vaag. Ook als ik voor een protonenbestraling in aanmerking kom, dan moet er in Amsterdam het nodige voorwerk gedaan worden. Ik kan er altijd nog vanaf zien, wordt me meegedeeld.

Na dit weekeind nog maar eens bellen: zou de afspraak met de oncoloog (een dag eerder), misschien op dezelfde dag gepland kunnen worden als de afspraak met de radiotherapeut. Lijkt me wel zo praktisch.

Het voelt een beetje erg alsof we weer ’terug bij af’ zijn, bij zes jaar geleden, waarbij we aan het begin staan van een lang behandeltraject (waarbij het doel is de kans op terugval te verkleinen), met dit verschil dat er al veel tumorweefsel is weggehaald.

Geen zin…

Dinsdag 10 december

Gisteren begon ik met het schrijven van kerstkaarten. Een tijdrovend klusje waar ik meestal te laat mee begin en me dan moet haasten. Nu ik toch ziek thuis ben, meende ik het op mijn gemak te kunnen doen. Maar laat ik nou gisteren mijn dag niet hebben. Slecht geslapen en de hele dag wat moe en onrustig.
Ik bedenk dat ik ermee stop en wel per direct. Dus als u gewend bent een kerstkaart van mij te ontvangen en hem deze ronde mist, vat dat dan niet persoonlijk op. Mijn hoofd staat er gewoon niet naar!! Ik hou me bezig met het maken van een afspraak bij het VUmc en het nadenken over al- dan niet bestralen, afspraken met bedrijfsartsen en hoe ik het snelst van A naar B kom, met het openbaar vervoer.
Jan, die heeft nooit iets heeft gehad met kerstkaarten, juicht mijn plan toe.
“Je kunt ze heel goed volgend jaar nog gebruiken”.
Probleem opgelost, zo simpel is dat.
Langs deze weg wens ik iedereen fijne kerstdagen en alle goeds voor het nieuwe jaar.
Vooral een jaar met vrede en harmonie met jezelf en je omgeving en een goede gezondheid.

Vrijdag 13 december

Afgelopen nacht sliep ik weer slecht. Er was wat te piekeren namelijk: ‘Wel of geen bestraling?’
Gisteren had ik een telefonische afspraak met dr. H, uit Duitsland. Zij was stellig: je zou er goed aan doen om je wel te laten bestralen en eigenlijk moet er niet teveel tijd zitten tussen de operatie en het bestralen. Haar uiteenzetting klonk logisch.
Het ‘Ik wil eigenlijk niet, want ik ben bang voor schade’, voelde ik wankelen.
Afgelopen woensdag werd ik gebeld door het VUmc, dat ik aanstaande maandag kan komen voor een gesprek. Dat valt mee wat betreft wachttijd, fijn. Maar… stel dat ze daar ook vasthouden aan bestralen, en op net zo’n korte termijn als dr. H, dan is zo’n snelle uitnodiging eigenlijk helemaal geen goed nieuws.

Los van deze écht belangrijke keuzestress, was er deze week nog meer te kiezen.
Wat voor soort kerstboom kopen we dit jaar? Als je de kranten leest, word je niet veel wijzer. Een echte boom levert milieu schade, een nepperd uiteraard ook. Tevens moet je bij een nepperd opletten dat’ie niet van heel ver moet komen, dit in verband met luchtverontreiniging bij het transport.
Mijn principe is altijd geweest: ik ga niet voor nep, maar ook hier wankelende principes.
Op het winkelcentrum bij ons in het dorp zag ik een kunstkerstboom, die me wel aanstond. Dat lijkt me niet te ver.
Ik ben deze gaan halen, met mijn auto (dat dan weer wel/het leven zit vol lastige keuzes). Eigenlijk mocht ik tot drie maanden na de operatie niet autorijden in verband met kans op epileptische aanvallen. Mijn drie maanden zijn pas met de kerst voorbij, maar deze paar honderd meter durfde ik aan.

Vanmorgen ging ik slecht uitgeslapen aan de slag met mijn nieuwe boom. Daar blijk je ook nog wel een beetje moeite voor te moeten doen, iets waar ik eigenlijk niet veel energie voor had. Via de app grapt Jan dat ik nu ‘in mijn eentje een boom kan opzetten.’
Ik vind het niet grappig en bel hem huilend op.
Jan: “Het lijkt erop dat je een baaldag kunt nemen.”
“Hoezo nemen? Ik heb hem al. En het is ook nog eens vrijdag de 13e.” (niet dat ik me daar echt iets van aantrek, maar toch)
Jan: “Kruip anders nog even lekker met de krant in bed.”
“In bed? Man, ik ben blij dat ik er uit ben, na zo’n nacht nauwelijks slapen.”

Vervolgens heb ik nog even telefonisch contact met de bedrijfsarts, die er op papier vanuit lijkt te gaan dat als ik maandag mijn besluit heb genomen (wat betreft de bestraling), dat ik dan dinsdag wel aangepast werk kan gaan doen.
De bedrijfsarts gaat er vanuit dat ik me niet laat bestralen. Ik had hem verteld hoe weinig zin ik erin heb…
Iets te kort door de bocht, mijnheer de bedrijfsarts, want de beslissing is niet zo eenvoudig, “Snapt u wel?”.

Jan is verkouden. Naar voor hem. Ik verzoek gepaste afstand te houden tot mij. Want ik weet, dat als ik verkouden of grieperig word, de consequenties nogal eens heel vervelend kunnen zijn, vanwege de Auto Immuun Hemolytische Anemie.
Op een bepaald moment gaat het toch mis. Ik wordt flink verkouden, ondanks dat Jan (tijdelijk) verbannen is naar de zolder om de nacht door te brengen.

Woensdag 25 december

Inmiddels is het al weer even geleden dat we voor het gesprek naar het VUmc gingen, negen dagen om precies te zijn.

’s Middags om drie uur worden we verwacht. Om de zenuwen te bedwingen, maak ik ’s morgens een pittige boswandeling.
Op de één of andere manier voelde de rit naar het VUmc toe en het gebouw nog als een beetje vertrouwd. Zes jaar geleden waren we daar geregeld. Daar is ook het hersenbiopt genomen, mijn eerste operatie aan het hoofd. (op dat moment heel heftig, achteraf kan ik zeggen dat dat wel meeviel in vergelijking met de laatste operatie in Duitsland).
We blijken een afspraak te hebben met een arts in opleiding, dr. L. Terwijl we op haar wachten, zoekt Jan haar even op via LinkedIn, terwijl ik verveeld en onrustig een tijdschrift doorblader. De arts die we gaan spreken blijkt op dezelfde middelbare school gezeten te hebben als ons kwartet. Mocht dat al iets zeggen, dan zou ik niet weten wat, alleen dat ze haar jeugd in een mooi omgeving heeft doorgebracht.

Dr. L. vertelt meteen aan het begin van het gesprek dat ze nog in opleiding is en dat ze wellicht niet al onze vragen kan beantwoorden, temeer daar er over twee dagen pas een MDO (multidisciplinair overleg) is, waarin mijn casus besproken zal worden.
De reden dat ik nu al mocht komen is dat men graag een gezicht/persoon heeft gezien bij de plaatjes die besproken gaan worden.
Mocht dit al een beetje tegenvallen, vanaf de eerste minuut is daar duidelijkheid over.

Er worden wat neurologische testjes gedaan en ik moet mijn laarsjes uit doen. Dan komen mijn wandelsokken tevoorschijn. Ik leg uit dat ik vanmorgen nog een forse wandeling heb gemaakt en wel over de landgoederen vlak bij ons huis.
De vraag van de arts is: “Waar woont u dan?”
We hebben het er vervolgens even over hoe mooi we wonen, en dat die omgeving haar vast wel bekend voorkomt. Dat blijkt uiteraard te kloppen. Ze mist die mooie omgeving soms nog wel.
Na dit inleidende gepraat, volgt het serieuze werk. De testjes: voetje voor voetje rechtuit lopen en met de ogen dicht mijn wijsvingers naar de neus brengen. Ik slaag met vlag en wimpel.

Wat er nog meer besproken is weet ik niet meer precies, maar als het gesprek het einde nadert wordt er een afgestudeerde neuroloog bij geroepen. Zo kan deze zich ook een beeld vormen van de patiënt die op het MDO besproken gaat worden.
Dit blijkt een sympathieke dame, dr. S. (echter geen idee waar ze vandaan kwam, geen tijd voor LinkedIn, jammer dan…)
Onze belangrijkste vraag wordt een beetje beantwoord. Ze verwacht dat ook in het VUmc nabehandeling zal worden voorgesteld, in de vorm van bestraling of chemo, met als belangrijkste reden dat het weefsel in mijn hoofd van graad 2 naar graad 3 is gegaan in de loop der tijd.

We leggen onze vragen en twijfels voor. Die worden meegenomen in het overleg over twee dagen.
Dr. L. probeert ze (even) met ons door te nemen. Als ze denkt dat ze klaar is, wijs ik haar op de achterkant van mijn A4-tje. Het zijn veel vragen en overwegingen…

Als snotterend en proestend, vanwege de verkoudheid, kom ik door het consult heen.
Op weg naar huis zakken we even neer in een restaurantje in Ouderkerk aan de Amstel, zoals we zo’n zes jaar geleden ook regelmatig deden, als we uit het VUmc kwamen. Wanneer heet iets traditie??

Een dag later duik ik met één van de dochters de sauna in, in de veronderstelling dat ik dan alle ellende er lekker uit kan zweten. Dat blijkt een misrekening, want een paar dagen later voel ik het fout gaan. Precies waar ik bang voor was, gebeurde nu ook. Mijn Hb daalt.

Om een lang verhaal kort te maken: op vrijdag 20 december kwam ik bij de huisarts, voor dat Hb en op 24 december (pas) lag ik op de dagopname voor bloedtransfusie. De zesde keer dit jaar. Dat gegeven vermoeit mij. Maar drie zakjes bloed zorgen juist voor herstel.
De timing was op zijn minst onhandig. Mocht ik voor de kerstdagen nog even iets in huis willen doen, ik kom niet verder dan bed en bank, en mail boodschappenbriefjes voor de kerstinkopen naar Jan. Met het hoofd er niet helemaal bij blijk ik voor drie kerstmenu’s boodschappen te hebben laten aanrukken. Jan had niets in de gaten. Hij koopt precies wat ik hem vraag en vond het er allemaal wel prima uitzien wat hij in zijn boodschappenkarretje moest leggen.

Vroeger schijnt mijn schoonvader aan zijn zoons serieus de vraag te hebben gesteld of ze hun (verjaardags)cadeautje in een oude krant of in een mooi papiertje wilden ontvangen. Mijn kerstcadeau werd gisteren verpakt in drie plastic zakjes (zonder strik) en vandaag kreeg ik de toegift in de vorm van wat energie (zonder papiertje!) om een lekkere wandeling te maken.

Als dat geen kerst is…

Te ‘zware kost’ en vakantie

Maandag 25 november

Een paar dagen geleden was er een Wintermarkt in een buurthuis hier in de buurt. Voor mijn dochter een leuke gelegenheid om haar zelfgemaakte sieraden aan de man te brengen, voor mij wellicht een mogelijkheid om ‘Brainstorm’ weer eens onder de aandacht van het publiek te brengen.
Leuk geprobeerd, met een grote vlag van de Stichting Stophersentumoren achter onze stand/tafel, maar helaas niets verkocht. Mensen hebben geen zin in narigheid. Dat vertellen ze me luid en duidelijk. Ik ook niet… maar ik begrijp het wel. Je moet al een connectie hebben met iemand met kanker en dan speciaal een hersentumor, wil je hier een boek over aanschaffen.
Voorheen kocht ik ook geen boeken met verhalen over kanker, maar toen ik net mijn tumor bleek te hebben schafte ik aardig wat boeken aan over dit onderwerp.
Een dame van vijf en tachtig jaar oud vraagt me of ze op haar leeftijd misschien wat lichtere kost mag lezen. Groot gelijk heeft ze. Een klein beetje teleurgesteld (niet heel erg, mijn verwachtingen had ik voor deze keer realistisch gehouden) gaan we naar huis.
Dochter heeft aardig wat sieraden verkocht en ik doe het met een aantal leuke gesprekken.

Na het weekeind hang ik meteen weer aan de telefoon met een contactpersoon in Duitsland.
“Heeft dr. S. (in Duitsland, niet te verwarren met de internist in Hilversum) al een brief in orde, die naar het VUmc gestuurd kan worden?”
Helaas, het tempo van dr. S. ligt wat lager dan mij lief is.

We gaan straks eerst maar eens op vakantie, even weg uit ‘kankerland’. Dat kan natuurlijk niet echt, maar we gaan de ervaringen van de afgelopen tijd laten landen en ook wel nadenken over de voorstellen van de arts in Duitsland.
We gaan naar La Palma. Zes jaar geleden, toen mijn tumor net ontdekt was, gingen we daar ook heen. Toen dachten we na over wel of geen chemo. Naast een mooi wandeleiland is het voor ons ook een ‘nadenkeiland’, want nu moeten we nadenken over wel of geen bestraling. Moeilijk hoor…

Donderdag 5 december

Van nadenken over vervolgbehandeling is het op La Palma niet echt gekomen.
Eerlijk gezegd hadden we daar niet zoveel zin in. Jan en ik zijn allebei redelijk nuchter ingesteld. Zonder dat we de artsen in Amsterdam hebben gesproken kunnen we niet echt goed een besluit nemen. We stoppen het hele gedoe goed weg, gelukkig kunnen we dat en genieten enorm van onze vakantie.

We maken schitterende wandelingen (voor wandelaars is La Palma een Eldorado).
Mijn energie is helemaal op peil om flink te kunnen lopen. We spreken interessante mensen, die op een goed moment Nederland verlieten om een bestaan op La Palma op te bouwen en we zien landschappen die we niet kennen, zoals een apart mysterieus maanlandschap, ontstaan door vulkaanuitbarstingen in het verleden. Foto’s en beschrijvingen kunnen niet goed weergeven hoe mooi het was. Er zijn eigenlijk geen woorden voor. De inkt in mijn pen droogt spontaan op.

 

 

 

 

Ik zal jullie alle mooie vakantieverhalen besparen. Daar is deze blog niet voor bedoeld.

Op een bepaald moment zie ik in mijn mailbox een brief (geen verwijsbrief) van dr. S. uit Duitsland binnenkomen, bestemd voor de artsen in Nederland en wellicht voor mijn eigen archief. (Heel soms zorg ik ervoor dat ik geen mails zie binnenkomen, nu dus even niet aan gedacht). De inhoud van de brief is niet nieuw. Er wordt gemeld wat er is gepasseerd de afgelopen tijd en hoe de toestand inzake mijn hoofd nu is. Het is dus niet de inhoud van de brief, maar de confrontatie met ‘kankerland’, die me een beetje uit mijn goede humeur houdt.
Ik ben op vakantie, heb geen zin om ziek te zijn, of daar mee geconfronteerd te worden (maar dat is wel de realiteit). Als Jan op dat moment bedenkt dat ik maar even tijdens onze vakantie een afspraak moet maken met de huisarts, om de verwijzing naar Amsterdam rond te maken, weiger ik direct. NEE, NIET NU. Ik wil niet, ik ben op vakantie, snap je dat?
De volgende dag gaan we verder met vakantie vieren en ik weiger nog een keer aan die brief te denken.

Thuisgekomen moet ik wel. Ik bel met het VUmc. Nee, helaas is daar nog geen informatie uit Duitsland binnen. Dat is wel nodig om een afspraak te kunnen maken.
Ik krijg spontaan een flash-back. Zes jaar geleden was ik bezig om informatie vanuit het VUmc naar Duitsland te krijgen. Nu is de zaak omgekeerd.
Het is soms zwaar vermoeiend dat je zoveel zelf moet regelen, maar gelukkig was ik goed uitgerust na een weekje er tussenuit. Vanmiddag heb ik toch maar even aan de huisarts gevraagd om een officiële verwijzing.

Wordt vervolgd.